Jan La Pro op Java

De volgende episode in het leven van ‘onze’ Jan La Pro speelt zich af op Java, met de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).

In het Nationaal Archief kun je zoeken op VOC opvarenden, dan krijg je ook de link naar het VOC soldijboek zelf. Daar vind je ook bevestiging dat het gaat om “onze” Jan La Pro, want hij laat zijn soldij de eerste jaren uitbetalen aan zijn moeder, Jozina van Karnebeek (vanaf 1757, dan is zijn vader al overleden).

Voor een versie die je kunt uitvergroten: zie de link naar de scan online.

Na het bij elkaar puzzelen van gegevens uit naamboekjes, notariele stukken, kranten en toevallige vermeldingen in boeken kan ik het volgende verhaal presenteren over Jan’s tijd in Nederlands-Indie – inclusief 2 anekdotes die een inkijkje geven.

Heenreis

De informatie over de heenreis doet je weer realiseren wat voor andere tijden het zijn. Het schip Stralen vertrok op 15 mei 1752, kwam aan bij Kaap de Goede Hoop in september, en arriveerde uiteindelijk op 10 december 1752 in Batavia, wat nu Jakarta is, aan de noordkust van Java. Een reis van bijna 7 maanden, wat nog snel was – soms kon het 9 of 10 maanden duren (en brieven doen er dus net zo lang over).

Stadhuis van Batavia, gebouwd in 1710, op een tekening uit 1770.
Plattegrond Java uit 1753, eigendom Koninklijke Bibliotheek. Zie de Atlas of Mutual Heritage voor een versie met hogere resolutie.

Eerste jaren van Jan la Pro bij de VOC

Jan la Pro gaat in dienst als korporaal aan boord van het schip Stralen. Bij de uitleg over deze functie staat vermeld: ‘de laagste rang die mag bevelvoeren over een afdeling’. Dat zegt nog niet zoveel. De rest van zijn loopbaan is na te zoeken via het scheepssoldijboek, en vooral ook via de zogenaamde ‘naamboekjes’ die jaarlijks uitgegeven werden, en die je via Google Books makkelijk kunt vinden en doorzoeken.

In augustus 1755 (of mogelijk al vanaf 1753) wordt hij aangesteld als boekhouder en assistent-koopman in Sourabaija (huidige spelling: Surabaya), een havenstad aan de noordoost kust van Java. Zijn soldij gaat dan iets omhoog naar 30 gulden per maand. Dat is niet echt een vetpot, zeker niet voor het milieu waar hij uit komt. Maar het is bekend dat de beambten van de VOC het meeste geld verdienden aan nevenfuncties in de handel en aan corruptie.

Vervolg carriere

In 1764 wordt hij overgeplaatst van Samarang (huidige spelling: Semarang) naar Djokjakarta (huidige spelling: Yogyakarta). Daar wordt hij resident, naast de sultan Hamengkubuwono I (als prins bekend onder de naam Mangkubumi). Een paar jaar later bereikt hij ook de positie van opperkoopman. Hij blijft resident in Djokjakarta tot 1773.

Ik kan dat trouwens niet helemaal rijmen met het soldijboek: daar blijft zijn soldij 30 gulden per maand – terwijl een resident recht zou hebben op 80-100 gulden per maand. En na 1766 stopt de vermelding van soldij. (Misschien dat hij overgeplaatst werd naar een andere VOC-kamer, en dus een ander soldijboek?)

Gezicht op het paleis van de sultan Hamengkubuwono I van Yogyakarta, pentekening door Jan Brandes, 1779-1785. Eigendom Rijksmuseum, geplukt van de Atlas of Mutual Heritage. De versie van het paleis, de kraton, die in 1785 door de sultan gebouwd werd is nog steeds te bezoeken.

Bij een Nederlandse resident in Nederlands-Indie denk ik gelijk aan Max Havelaar van Multatuli, maar dat speelt 100 jaar later (19e eeuw). Dan is de VOC al lang opgeheven, en is het de Nederlandse overheid die direct de scepter zwaait. Ik denk dat je moet uitkijken met het direct vergelijken van die beschrijving (alsof je 1924 probeert te begrijpen vanuit 2024).

Om meer te lezen over de VOC in Nederlands-Indie, zie aan het eind van deze blog.

Anekdote 1: vogelnestjes

Een bron van inkomsten voor resident Jan La Pro waren vogelnestjes. In het boek The Power of Prophecy (van PBR Carey) staat in de tekst, over een kwestie die speelt jaren nadat Jan Lapro al weer naar Nederland vertrokken is:

“[…] the spacious attic over the throne room, which a previous Dutch Resident had built for storing the highly valuable birds’ nests […]”.

Met in een voetnoot:

“The attic was built by Resident Jan Lapro (in office 1764-1773) specifically for storing birds’ nests […]. According to Pieter Engelhard, half the profits of approximately 30,000 ronde realen […] from the birds’ nests in Yogya were kept by the Resident (thus doubling his official salary) and the rest went to Daendels [gouverneur-generaal vanaf 1807]. […] post 1816, special government inspectors of birds’ nests rocks, ‘opziener der vogelnestklippen’, were appointed.”

Het gaat hier om de eetbare vogelnestjes van bepaalde zwaluwtjes. Eén van de opstellen in het *pak van Sjaalman luidt: ‘Over de vogelnestklippen aan de Javase zuidkust.’ (Max Havelaar, vw i, p. 41) zie de Multatuli encyclopedie van K. Ter Laan. Voor een mooie foto van de nestjes en vogels: zie die van Paul Jones onder deze link.

Anekdote 2: de gundiq

Een gundiq (gundik) is een concubine of maitresse.

In een artikel (van C. Poensen) over de eerste sultan van Yogyakarta, uit een tijdschrift uit 1901:

“Na den heer van der Sluys trad als Resident te Ngajogya de heer Jan Lapro op, dewelke de rang van koopman heeft, […] en schijnt vooralsnog bij den Vorst en Rijksbestierder hoogst bemind te zijn. Zo verhaalt de heer Gouverneur van Ossenberch 13 mei 1765.

[..Dat] tijdens dezen resident een klein voorval te Ngajogya plaats had, naar aanleiding van zijn gundiq, die de Pangeran Demang tot zich had genomen en verborgen gehouden in de desa. Deze vrouw was zeer schoon, en telkens als er bij den resident eene partij gegeven werd, moest zij de pangerans bedienen, hetgeen tot de kennismaking aanleiding had gegeven.

De resident liet haar overal zoeken, maar zij werd niet gevonden. Hij verdacht den Pangeran Natakusuma haar tot zich genomen te hebben, maar deze, erkennende dat hij wel eens met haar gescherscht had, ontkende toch beslist dat hij aan het geval schuldig was; ook toen de resident zeide, dat als hij werkelijk zin in haar had, het maar openhartig moest zeggen, en hij zou haar aan hem afstaan. Ten slotte bleek het dan ook, dat de Pangeran Demang de schuldige was. Toen de sultan daarvan kennis kreeg, was hij zeer boos, en gaf den pangeran gedurende eenige dagen arrest. De resident was daar zeer dankbaar voor, en den Sultan te meer genegen.

Pangeran is een hoge adellijke titel in de Javaansche adel, vergelijkbaar met het Europese “hertog”, vaak de zoon van een vorst. Pangeran Demang was de tweede onechte zoon van de Sultan, toen 24 a 25 jaar oud.

Zoon van de sultan van Jogjakarta. 1862-1865, te vinden op pinterest. Dus niet de persoon vermeld in de anekdote.

Terug naar Nederland

In 1773, op 42-jarige leeftijd, neemt Jan La Pro ontslag bij de VOC en keert terug naar Nederland met het schip Overhout. Vertrek uit Batavia op 25 november 1773, aankomst in Nederland op 5 juli 1774. Hij komt schatrijk terug ‘uit de Oost’.

Bij de informatie over de terugreis naar Nederland staat nog een intrigerend zinnetje: er reizen ook twee vrouwelijke slaven mee aan boord. Dit krijgt nog een staartje, daarover de volgende keer meer.

Deze informatie heb ik verzameld na een dag of twee online snuffelen. Er is vast nog meer te vinden bij een bezoek aan een fysiek archief. Maar dat voert weer te ver voor deze blog. Als iemand aanvullende informatie heeft hou ik me zoals altijd aanbevolen.

Verder lezen

Bronnen

Afbeeldingen

  • Uitgelichte foto: uit de Rijksstudio van het Rijksmuseum, objectnummer NG-1988-26-3. Hutten van een dorp in het Kawigebergte op 8820 voet te Malang. Onderdeel van een groep van 62 foto’s in een doos met het opschrift “Staatsspoorwegen op Java” uit 1888. Fotograaf: anoniem.
  • Gezicht op Batavia: Stadhuis van Batavia, rond 1710 gebouwd, nu het Jakarta Historisch Museum. Tekening door Johannes Rach (1770); Publiek domein, wikipedia.
  • Plattegrond Java uit 1753, eigendom Koninklijke Bibliotheek. Zie de Atlas of Mutual Heritage voor een versie met hogere resolutie.
  • Gezicht op het paleis van de sultan Hamengkubuwono I van Yogyakarta, pentekening door Jan Brandes, 1779-1785. Eigendom Rijksmuseum, geplukt van de Atlas of Mutual Heritage.
  • Foto: Zoon van de sultan van Jogjakarta. 1862-1865, te vinden op pinterest.

Een paar kleine aanvullingen over het gezin La Pro

Ik kan het niet nalaten – gisteren op mijn dakterras, in het zonnetje, wat verder gespeurd op internet. Daarbij twee kleine bevindingen die ik gelijk wil delen, in een soort addendum op de recente blog.

Karakter van vader Abraham La Pro Jr

Vader Abraham La Pro Jr wordt vernoemd in de kronieken over 18e eeuws Amsterdam van Jacob Raije.

Over 6 januari 1739 schrijft hij:

Voor romantische jonge meisjes was de achttiende eeuw een gulden tijd. Aan schakingen geen gebrek. Nu was op 6 januari de eenige dochter van den rijken maar gierigen Mr Lapro, rariteitverkoper in de Kalverstraat, ‘deurgeloopen’ met haar vrijer van der Wat [sec], wiens vader een koffiehuis op het Rokin bezat. De oude Lapro kon niet van zijn duiten afstand doen en had daarom het huwelijk niet toe willen staan, maar de gelieven wisten er in dien goeden ouden tijd wel raad op om papa te dwingen

Dochter Johanna la Pro (zus van ‘onze’ Jan), geboren in 1720, trouwde in 1739 inderdaad met Frederik van der Wall, met consent van haar ouders, en onder duidelijke huwelijkse voorwaarden, vastgelegd bij de notaris.

Schilderij van het gezin La Pro

Zoals vermeld in de blog wordt er in het testament van moeder Jozina van Karnebeek gesproken over een schilderij van Jan La Pro met zijn ouders, dat zij aan hem naliet. Ik heb gevonden wie de schilder was! Het schilderij wordt vermeld in het tweede deel van het boek getiteld “De nieuwe schouburg der Nederlantsche kunstschilders en schilderessen”. Op pagina 374 staat de schilder Henrik Pothoven (1725-1807), met de volgende paragraaf:

[Hij bleef] dagelijks, met eenen onvertraegden yver, de kunst [be]oefenen, zo in het maelen van Kabinetstukjes, als portretten; waer van de volgende afbeeltsels tot bewyzen verstrekken: als die […] en die van de heer Lapro en zyne echtgenote en zoon [….]

Een schilderij van Hendrik van Pothoven volgens een Google-zoektocht – er staat niet bij vermeld wie dit zijn… Maar ik neem aan dat het feit dat het kind op een schilderij te zien is betekent dat die niet meer in leven was?

Helaas is het geen hedendaagse catalogus met afbeeldingen, maar een boek met louter tekst uit 1751. Dus nog geen bewijs dat het schilderij nog steeds bestaat. Zou het niet geweldig zijn als het ooit boven water komt?

Verder

Tot zover vandaag. Een andere keer meer over de vele smeuiige details uit het flamboyante leven van Jan La Pro en incidenten in zijn familie. Ik kan alvast verklappen dat mijn hypothese dat Jan mogelijk homofiele voorkeuren had niet waar blijkt te zijn, als ik de rest van zijn levensverhaal bekijk…

Afbeeldingen

Een ongebonden leven in de 18e eeuw

In 1749 staat de dienstmeid Jannetje Koster met drie anderen bij de notaris in Amsterdam om een verklaring af te leggen op verzoek van haar werkgevers, over Jan La Pro*, hun 18-jarige zoon. De verklaring blijft beknopt, en roept als zo vaak alleen maar meer vragen op.

De context: de familie La Pro

Vader Abraham La Pro junior (1691-1753) was koopman in goud en zilverwerken in Amsterdam. Hij was in 1716 getrouwd met Jozina van Karnebeek (1690-1770). Ze woonden in de Kalverstraat, op de hoek van de Gapersteeg. Abraham La Pro Jr was een rijk koopman. Zo had zijn vader hem bij zijn huwelijk 6000 gulden meegegeven, plus een uitzet ter waarde van 4000 gulden. De familie had tenminste twee dienstmeiden en later ook een naaister aan huis.

Van de zes kinderen die Jozina en Abraham Jr kregen bereikten er drie de volwassen leeftijd.

Zoon Abraham (genoemd Abraham La Pro de Jonge), geboren in 1720, was in 1741 als korporaal in dienst gegaan van de VOC en naar het Nederlands Oost-Indië gereisd, waar hij in 1750 opgeklommen was tot onderkoopman. Dochter Johanna, geboren in 1721, was in 1739 getrouwd met Frederik van der Wall. Zij was in 1744 met haar man naar Oost-Indië vertrokken, waar ook Van der Wall aan een ambitieuze carrière bij de VOC begonnen was.

Zo bleef het echtpaar La Pro achter met hun jongste zoon, Jan, geboren in 1731. Hij was op 1 april 1731 gedoopt in de Nieuwezijdse Kapel te Amsterdam. In 1749 was hij 18 jaar oud.

Ik heb geen afbeeldingen gevonden van de familie, tot nu toe. In een testament van Josina van Karnebeek uit 1762 wordt vermeld dat er geschilderde portretten zijn van haar en haar man, en een schilderij waarop het echtpaar met hun zoon Jan te zien zijn. Maar of die schilderijen nog ergens bestaan… Als illustratie een schilderij van een andere welgestelde familie uit Amsterdam uit 1752.

Schilderij van Tibout Regters, 1752 – de familie Brak, Amsterdam; Rijksmuseum Twente; gevonden op Wikipedia.

Het document: een notariële acte

In het stuk verklaren de getuigen dat Jan Lapro nu al 2 achtereenvolgende jaren een zeer dissoluut en ongebonden leven leidt. Hij komt vaak zeer laat of ‘ter middernacht’ thuis. Ook is hij wel eens midden in de nacht, tegen de wil van zijn ouders, ‘het venster uitgesprongen en aldus weer uitgegaan’. Dan komt hij pas in de morgenstond weer thuis. En soms blijft hij ook diverse dagen en nachten achtereen weg, zonder dat men weet waar hij is.

Jan is een keer buiten weten van zijn ouders met een chaise met twee paarden uitgegaan en ‘drie ganse daegen en nagten’ weggebleven. Ze hebben Jan toen uiteindelijk gevonden in de stad Leiden, en naar huis gebracht. Recent is hij weer acht dagen zoek geweest.

Meerdere malen hebben de getuigen meegemaakt dat de ouders hun zoon in alle ernst, en zelfs ‘met betraande ogen’, hebben vermaand en gebeden om zijn leven te beteren, maar dat kwam bij hem niet in het minste aan. Het wordt alleen maar erger.

Waarom Jan’s ouders deze verklaring op laten stellen bij de notaris is me niet duidelijk. Ik vind het opvallend dat er niet geklaagd wordt over het verleiden van meisjes. Jaren later, in 1776, wijst Jan, die voorzover ik kan vinden nooit getrouwd is, in zijn testament als zijn enige erfgenaam ene Christoffel Brandt aan. Het is erg speculatief, ik weet het, maar zou Jan La Pro misschien een voorkeur voor mannen hebben gehad? Dat dat een onuitgesproken onderdeel was van zijn ‘slecht en ongebonden leven’? Homofilie was strafbaar, tot 1762 zelfs met de doodstraf. Dus dat zou je nooit expliciet in een officiële acte vastleggen.

[Latere aanvulling: dit blijkt een foutieve hypothese: Jan La Pro vertoont in zijn latere leven genoeg kenmerken van een klassieke rokkenjager, zie in latere blogs]

Het vervolg

De verklaring uit 1749 heeft in ieder geval niet geholpen. In februari 1752 wordt er namelijk nogmaals een acte vastgelegd over het ‘ongebonden’ leven van Jan La Pro, met dezelfde soort beschuldigingen van laat thuis komen (of de hele nacht weg blijven) en niet luisteren naar zijn ouders. Inmiddels is de jongeman blijkbaar nog brutaler geworden. De getuigen verklaren dat ze gezien hebben dat de ouders hem ‘in alle ernst’ gestraft hebben voor zijn buitensporig gedrag, en hem vermaand hebben om zijn leven te beteren. Maar Jan beantwoordt deze vermaningen met ‘de brutaalste en onbetamelijkste vloekwoorden’.

In mei 1752, 3 maanden na de laatste verklaring, treedt Jan La Pro in dienst als korporaal bij de VOC. Hij vertrekt naar Nederlands Oost-Indië, het huidige Indonesië [latere toevoeging: hierover is nu een blogbericht verschenen]. Het is verleidelijk om te speculeren dat zijn ouders hem daartoe gedwongen hebben. Misschien met hulp van de officiële verklaringen van wangedrag. Mogelijk dat daarover nog iets te vinden is in schepenbank of rechtbank stukken uit Amsterdam? Dat voert voor deze blog te ver – als iemand daar meer over vindt, bijvoorbeeld in het Stadsarchief van Amsterdam, hoor ik het erg graag.

Daarmee zijn nu in 1752 alle drie de nog levende kinderen van Abraham La Pro junior en Josina van Karnebeek vertrokken uit de Republiek der Verenigde Nederlanden. Jan maakt carrière binnen de VOC, hij lijkt de ‘ongebondenheid’ van zijn leven verlaten te hebben. Daarover een andere keer meer. Hij zal zijn ouders nooit weerzien, want hij keert pas in 1774 terug in Nederland, als zij al jaren overleden zijn. In zijn leven, en dat van zijn familie, zijn nog zoveel prikkelende details te vinden, dat zij zeker nog eens terug zullen keren als onderwerp in deze blog.

*De naam La Pro wordt soms geschreven als Lapro.

Bronnen

Afbeeldingen

Zij zegt, hij zegt

Dit keer een tragisch verhaal, dat helaas ook van alle tijden is. Op 10 april 1795 meldt Marigje Koopmans, omtrent 23 jaar oud, zich bij de baljuw van de Klundert. Zij is 7,5 maand zwanger en zij zegt dat Antonij Aartse de Laat de vader is.

Het document

Het document is afkomstig uit de notulen van baljuw en schepenen van de Klundert.

Marigje Koopmans getuigt dat zij de laatste elf maanden gewoond heeft bij Antonij de Laat, aan de “Rooijen vaardse Buitendijk” onder de Klundert. Het staat er niet, maar ik neem aan dat ze als dienstmeisje in huis was, en om voor de kinderen van deze jonge weduwnaar te zorgen.

Ze verklaart dat Antonij de Laat haar voor de eerste keer in juni 1794 “aan de tafel op de vloer heeft misbruikt, en zo vervolgens van tijd tot tijd” als hij daar lust toe had. Zij is meerdere keren door hem misbruikt tot zij eindelijk in september van het afgelopen jaar zwanger is geworden. Antonij de Laat ging door met het misbruik tot in de maand december. Marigje verklaart dat ze al lange tijd slecht door hem behandeld wordt. Op 9 april is ze “met slepen en trappen” uit zijn huis en van zijn erf afgejaagd, en de man heeft haar verboden om terug te komen.

De baljuw besluit om Antonij de Laat op te roepen om te verschijnen voor de raad om hem te horen over deze beschuldigingen. De Laat ontkent dat hij de vader is van “de vrucht van Marigje Koopmans”. Hij beschuldigt haar ervan dat ze het “gedurig met andere personen aangehouden” heeft, zodanig dat “zijn huisje gedurig vol volk was wanneer hij uit werken was”. De man zegt dat hij haar dit vaak heeft afgeraden, maar dat zij die raad in de wind geslagen heeft, en zelfs tegen hem gezegd heeft dat “dezulken nog waren die Wilhelmus blaasden”.*

Antonij de Laat zegt dat hij op een gegeven moment tegen Marigje gezegd heeft dat hij dacht dat ze zwanger was, en dat zij toen heeft geantwoord dat dit hem niet aan ging, en dat “zo dit waar was, zij de vader daarvan wel zou vinden.” Hij geeft toe dat hij haar uiteindelijk heeft weggestuurd van zijn huis en erf met verbod om terug te komen. Hij heeft aan zijn kinderen gelast “de opgezette plank over de sloot voor zijn huisje liggende voor haar wanneer hij uit was niet neder te laten”.

Als de baljuw hem ondervraagt, blijft Antonij de Laat “stijf en sterk” ontkennen, en hij verklaart dat hij haar niet zal trouwen, “al wierd hij met vier paarden van een getrokken”. Marigje Koopmans bleef “onder menigvuldige eden” Antonij de Laat beschuldigen. Er staat geschreven dat de baljuw vervolgens zijn best gedaan heeft om vooral Antonij de Laat te overtuigen om te bekennen, wat doet denken dat hij de vrouw meer geloofde. Maar de man blijft ontkennen. De baljuw raadt Marigje Koopmans aan om met de hulp van haar voogden zich te wenden tot een rechtbank, om er een zaak van te maken.

De context

Wat heb ik kunnen opsporen over de twee betrokkenen?

Marigje, of Marijgje, soms ook wel Maria, Koopman genoemd, wordt op 11 juli 1773 gedoopt in Dinteloord. Haar ouders Johannes Koopman en Engeltje de Geus zijn in 1771 getrouwd, en krijgen 6 kinderen. Haar moeder overlijdt in 1790, als Marigje 16 jaar oud is, en haar vader in 1792. Op haar 19e is Marigje dus wees, en zal ze uit werken gestuurd zijn.

Antonij Aartse de Laat is geboren in 1760 en hij trouwt in 1783. Het is een schok voor me om te zien met wie hij trouwt: Adriana Adriaansdochter Ardon, de dochter van Adriaan Ardon, die in 1775 doodgeschoten werd door de diender – zie een eerdere blog op deze site. Adriana is 8 jaar als haar vader doodgeschoten wordt, en in 1783 is ze net 16 jaar oud en al 6 maanden zwanger als ze met de 23-jarige Antonij Aartse de Laat trouwt. Daar heb ik geen documentatie over terug gevonden, dus we weten niet hoe dit gegaan is, in welke mate de jonge Adriana hier keus in gehad heeft… Drie maanden na het huwelijk wordt een dochtertje geboren. Vier zwangerschappen later, in 1793, sterft de dan 25-jarige Adriana in het kraambed.

Antonij blijft achter met een aantal kinderen onder de 10 jaar. In 1794, op 34-jarige leeftijd, neemt hij de jonge Marigje Koopman in huis, waarschijnlijk om voor die kinderen te zorgen.

Een dienstmeid aan eind 18e eeuw, schilderij Jan Ekels de Jongere

Vervolg

Op 22 mei verschijnen de voogden van Marigje Koopman bij de baljuw en raad van de Klundert. Marigje is op 17 mei bevallen en ligt in het kraambed in het huis van haar broer, Johannes Koopmans. Ze heeft aan de vroedvrouw te Prinsland gezworen dat Antonie Aartse de Laat de vader is. De voogden eisen dat de man met Marigje trouwt, of bij weigering het kind zal onderhouden en de kraamkosten op zich zal nemen. Antonij de Laat wordt erbij geroepen maar hij blijft het luidkeels ontkennen, en hij weigert alles. Op de vraag van de baljuw ontkent hij zelfs dat hij ooit ‘vleeschelijke conversatie’ met haar gehad heeft. De raad zegt nu tegen de voogden dat zij alles gedaan hebben wat zij kunnen doen.

De voogden roepen de hulp in van de raad en baljuw van Prinsland en Dinteloord. Een kleine week later, op 28 mei, verschijnen er drie schepenen uit Dinteloord voor de raad van de Klundert om nogmaals op te komen voor hun inwoonster, Marigje Koopmans. Zij heeft onder ede gezworen dat alleen Antonij de Laat de vader van haar dochter kan zijn.

Blijkbaar zijn moeder en kind aanwezig, want even verderop staat een dramatische passage:

De baljuw neemt dus de 10 dagen oude baby over van haar moeder en geeft die Antonij de Laat in de armen. Met de baby in zijn armen zweert Antonij de Laat dat hij niet de vader van het kind is, en dat hij nooit geslapen heeft met de moeder.

De baljuw kan niet anders dan concluderen dat een van de twee een ‘valse eed’ afgelegd heeft. En hier loopt het spoor dood.

Detail uit schilderij van Carel Jozeph Grips ‘Het voeden van de baby’

Afloop

Op 12 juli 1795 laat Marigje Koopman haar dochter Thona dopen in Dinteloord, vermeld als ‘onechte dochter’. Er is geen spoor van een huwelijk in die tijd. Ik vind ook geen vervolg over baby Thona. De begrafenisregisters van Dinteloord zijn niet online te vinden…

Vier jaar later, in september 1799, trouwt Marigje met Geert Miggelman, Ruim een jaar later wordt een dochtertje geboren, dat vernoemd wordt naar haar moeder, Engeltje. Ook van Engeltje kan ik geen latere sporen terugvinden, helaas, dus misschien is zij ook niet oud geworden. Geert Miggelman overlijdt in 1808. In 1813 trouwt de 39-jarige weduwe Marigje opnieuw, dit keer met de 31-jarige Imand van der Jagt uit IJsselmonde. In die acte wordt haar beroep opgegeven als dagloonster; haar broer Johannes is getuige bij dit huwelijk. Hij heeft haar dus blijkbaar nooit in de steek gelaten. Die laatste huwelijksacte levert nog iets bijzonders op: de handtekening die Marigje Koopman zelf gezet heeft:

Marigje overlijdt op 76-jarige leeftijd, op 26-6-1849 in Zwijndrecht. Daar is nog een bijzonderheid: haar man Imand overlijdt op dezelfde dag… Helaas zijn de overlijdensactes van Zwijndrecht niet online in te zien. En ik zal me inhouden en dit niet verder uitzoeken. [Als iemand hier meer van weet, hoor ik het graag!]

Antonie Aartse de Laat trouwt in 1804 met de 49-jarige weduwe Bastiaantje de Bruijn, en hij sterft voor 1824.

Tijden van oorlog en revolutie

We zullen wel nooit weten wat de waarheid is geweest. Als je misschien denkt: waarom is Marigje niet gewoon weggegaan zodra Antonij de Laat haar misbruikte, of waarom is ze niet eerder naar de politie gegaan? We weten dat dat voor een buitenstaander altijd makkelijker lijkt dan het in werkelijkheid is voor iemand die in de situatie zit.

En vergeet ook niet de omstandigheden en de tijd waarin dit speelt. Marigje is een wees van begin 20, uit werken gestuurd in een stadje op enkele uren reizen van haar geboortestreek en haar familie. In 1794-1795 lag de regio vol met soldaten van het Nederlandse, Engelse en Franse leger vanwege oorlog en revolutie. Gezien de opmerking over “het Wilhelmus blazen” krijg je het vermoeden van een ondertoon van tegenstelling tussen Orangisten en patriotten om de zaak te compliceren. Eind 1794 waren de meeste raadsleden van de Klundert (overtuigd Orangisten) de stad ontvlucht uit angst. Er was dus geen reguliere autoriteit of politie aanwezig.

In de bitterkoude januari van 1795 bezetten de Fransen en patriotten het hele land. De stadhouder vlucht het land uit, en de revolutie is een feit. Klundert krijgt het zwaar te verduren met de langdurige inkwartiering van veel Franse soldaten. In maart 1795 wordt een gloednieuwe raad en baljuw aangesteld, bestaande uit allemaal overtuigde patriotten. De baljuw Engel Eland is pas net een maand in functie, zonder eerdere ervaring, als hij deze kwestie voorgeschoteld krijgt.

Zo’n incident geeft een bitter kijkje op de tijd van toen.

Nagekomen vondst, een dag later

Toch nog een vervolg gevonden – in de notulen van 9 juli 1795 staat vermeld dat Antonij de Laat nogmaals voor de raad geroepen is op 18 juni en op deze dag. Weer zegt hij dat hij de vader niet kan zijn, en dat hij nooit ‘vleeschelijke conversatie’ met Marijgje Koopmans heeft gehad. Maar dan eindigt het als volgt:

Hij durft het toch niet aan om er een eed op te doen! Is nu een harde conclusie mogelijk? Drie dagen na deze gebeurtenis vindt de doop plaats – toeval, of heeft Marijgje hierop gewacht? De notulen eindigen hier.

Bronnen