Drie kinderen overleden in 11 dagen tijd

Het is april 1871. Timmerman Frederik de Meij (27) en naaister Petronella Sander (25) zijn 5 jaar getrouwd, en wonen in Kralingen met drie jonge kinderen: Lena (5), Trijntje (3) en baby Wilhelmina (6 maanden). Dan slaat het noodlot toe: 19 april overlijdt Lena, 28 april Trijntje en 30 april Wilhelmina. De ouders blijven alleen achter. Wat is er gebeurd?

Rotterdam rond 1863, door Gerardus Johannes Bos

Informatie overlijdensregister

In het overlijdensregister van de burgelijke stand vind je heel wat informatie, maar niet de doodsoorzaak. Overlijden van kinderen van hun geboorte tot 5 jaar oud is niet zeldzaam – dat is het pas de laatste decennia geworden. Maar 3 kinderen uit één gezin zo kort op elkaar, dat is niet gewoon. De eerste gedachte is natuurlijk een besmettelijke ziekte.

Een simpele telling van het aantal overlijdens in de gemeente Kralingen* in april 1871, vergeleken met het aantal in april 1872, laat een schokkend groot verschil zien: 100 overlijdens tegen 16 in 1872. Er is duidelijk een zgn “oversterfte” in de maanden februari-juni 1871.

En de meeste extra sterfte is onder kinderen van 0-5 jaar oud.

Ik heb geen betrouwbare gegevens over inwoner-aantallen van de gemeente Kralingen in 1871-1872 kunnen vinden bij een snelle zoektocht. Je zou natuurlijk nog verder kunnen gaan, door de overlijdens per wijk te tellen bijvoorbeeld. Maar laat ik nou weer niet gaan doordraven.

Hoe zat het in buurgemeente Rotterdam?

Ik heb ook even een snelle ruwe schatting gemaakt van de overlijdens in de buur-gemeente Rotterdam in die periode, aan de hand van de acte-nummers (dus niet individueel nagelopen). Er waren in die 5 maanden van 1871 3338 overlijdens, tegen 1744 overlijdens in dezelfde maanden in 1872. Bijna het dubbele. Rotterdam had in die tijd ongeveer 100,000 inwoners. Voor een snelle, ruwe schatting kom je uit op zo’n 1594 overlijdens als “oversterfte”. Dat wil zeggen dat 1,6% van de bevolking van Rotterdam extra stierf in 5 maanden tijd.

(Ik weet, dat is natuurlijk niet wetenschappelijk verantwoord. Je moet daar veel meer factoren bij incalculeren. Maar het geeft een idee).

Rotterdam in 1871: aanleg van het luchtspoor ter plaatse van de gedempte Binnen-Rotte

Epidemie: pokken

Als je een internet-search doet op “Epidemie 1871” kom je er snel genoeg achter: pokken, in die tijd ook wel de kinderziekte genoemd. Een grote pokken-epidemie waarde door Europa, inclusief Nederland (zie links onder ‘verder lezen’ om meer over deze epidemie te weten te komen). En onder deze link vind je een chronologische lijst van epidemieen, met nadruk op Nederland en Belgie. Die zelfde site Yory helpt ook met een handig overzicht van archiefbronnen over slachtoffers van epidemieen in Nederland.

Algemeen Handelsblad (Nieuwe Amsterdamsche Courant), maandag 6 maart 1871 – via Delpher.nl

In die lijst archiefbronnen staat Kralingen niet – en ook bij een online zoektocht in het archief van Kralingen vind ik geen documentatie over de pokkenepidemie. Maar in het archief van Rotterdam is wel veel te vinden. Duizenden namen en adressen van mensen die de pokken hadden, op verschillende lijsten, chronologisch en alfabetisch, inclusief hun vaccinatie-status. Ook de mensen die het wel overleefd hebben. Dus interessant als je op zoek bent om meer te weten te komen over Rotterdammers uit die tijd.

Individuele patienten

Zo vind je bijvoorbeeld onder “V” in het alfabetische register van de pokkenepidemie van 1871 in Rotterdam een “W.J.A. Voorrips” **. Daar vind je het volgnummer 2246. Zo kun je de bijbehorende melding vinden in een ander register (zie afbeelding). Ze is 6,5 jaar oud, en woont in de Hoogstraat. Er zijn nog 2 schoolgaande kinderen in huis, en er wordt aangegeven waar ze naar school gingen. In weer een ander register, ditmaal chronologisch, kun je vinden welke dokter aangifte heeft gedaan. En ook dat het meisje wel gevaccineerd was.

Er is geen nummer ingevuld voor het bewijs van geweken besmetting – de arme kleine Wilhelmina Voorrips overleed op 19 april 1871***. Dezelfde dag als Lena de Meij.

Terug naar Frederik en Petronella

Frederik de Meij was de oudere broer van de moeder van de vader van de moeder van mijn moeder (de broer van mijn bet-overgrootmoeder dus). Frederik en zijn vrouw komen beiden uit een groot gezin, waarvan ook een aantal kinderen op jonge leeftijd overleden. Dat was helemaal niet ongebruikelijk. Maar 3 jonge kinderen in een maand verliezen, en achterblijven in een leeg huis, dat is wat anders. Het archief laat ons niet de emotionele schade zien.

In de zomer van 1871 is Petronella weer zwanger, en ze krijgen uiteindelijk nog 2 zoons en 5 dochters tussen 1872 en 1889, naast een levenloos geboren kindje in 1888****. Deze zeven kinderen overleven allemaal hun ouders. Frederik overlijdt in 1909, 65 jaar oud, en Petronella in 1933, op 88-jarige leeftijd. Ik weet zeker dat ze die april maand 1871 nooit vergeten is, ook niet 62 jaar na dato.

Voetnoten

*) Kralingen werd in 1895 bij de gemeente Rotterdam gevoegd. Zie hier voor informatie over de groei van Rotterdam in de 19e eeuw.

**) Wilhelmina Voorrips (1864-1871), dochter van Johannes Voorrips, slepersknecht en Carolina Voges. Dit is ver-verwijderde familie van me, we hebben een gemeenschappelijke voorouder in Gerrit Verrips (1722-1817). Zie ook https://verrips.com voor een hele genealogie van de Verrips/Voorrips familie.

***) Trouwens: dit overlijden staat dan weer niet genoteerd in de registers van de pokkenepidemie, dat moet je terugvinden in het overlijdensregister. De kolom ‘afloop’ in deze registers kun je dus niet vertrouwen.

****) De eerste is een zoon genaamd Willem Frederik (naar de vader van Frederik, en ook naar de overleden baby Wilhelmina Frederika), daarna dochters Trijntje (naar de moeder van Petronella, en de overleden dochter) en Lena (naar de moeder van Frederik en de overleden dochter opnieuw).

Verder lezen en bronnen

Afbeeldingen

Tot slaaf gemaakte vrouwen

In het register van de VOC over de reis met het schip Overhout in 1773-1774 staat de korte vermelding: onder de 5 passagiers waren 2 vrouwelijke slaven. Dit was het schip waarmee Jan La Pro, resident en opperkoopman bij de VOC, terugreisde naar Nederland. Blijkbaar had hij de vrouwen meegenomen naar Nederland, want in oktober 1775 komen we ze tegen in een notariele acte die hij laat opstellen in Amsterdam. Een zakelijke transactie over mensenlevens…

Het document

interieur huis Jan Brandes, met zijn zoon Jan en een tot slaaf gemaakte vrouw, in Batavia (Rijksstudio NG-1985-7-2-4)

De acte is een machtiging aan twee personen in dienst van de VOC in Batavia om zeven tot slaaf gemaakte vrouwen hun vrijheid te geven. Van de 7 vrouwen zijn er 4 achtergebleven in Nederlands Oost-Indie (Minerva van Macassar, Proserpina van Nias, Calisto van Boegis en Erigone van Ternaten) terwijl de laatste drie in Nederland zijn (Andromeda van Nias, Filis van Nias en Calliope van Boegis).

Woodbury&Page hadden een fotostudio in Batavia in de 2e helft van de 19e eeuw.

Hun achternamen verwijzen naar het eiland of de streek waar ze vandaan komen. Dat is gelijk de enige persoonlijke informatie die we hebben. De rest van de informatie gaat over wanneer Jan La Pro hen gekocht heeft, waar en van wie. Hij heeft ze gekocht van collega’s binnen de VOC. Minerva van Macassar is al vanaf 1755 in zijn bezit. Drie vrouwen heeft hij ‘overgenomen’ van zijn zwager Frederik van de Wall, toen die in 1761 terugkeerde naar Nederland.

Met deze acte geeft hij opdracht om in Batavia te regelen dat ze vrijbrieven krijgen.

Een kind

Er staat nog een bitter detail in de acte. Een van de vrouwen, Calliope van Boegis, is op de reis naar Nederland in 2 februari 1774 bevallen van een dochtertje, aan boord van het schip Overhout. Het schip Overhout is in november 1773 vertrokken, dus Calliope was waarschijnlijk al 6 maanden zwanger op dat moment. Het lijkt me een risicovolle keuze om een zwangere vrouw mee te nemen op een reis waarvan je weet dat die tenminste 6-7 maanden gaat duren. In het document wordt de lokatie van het schip ten tijde van de bevalling aangegeven: midden in de Indische oceaan. Pas op 12 maart 1774 bereikte het schip Kaapstad, en op 5 juli kwam het aan in Nederland.

Op moment van de akte is het meisje 20 maanden oud. Jan La Pro “vordert” van Calliope dat ze afstand doet van het kind en het voor haar opvoeding bij hem achterlaat in Nederland. Hij noemt het meisje Jozine Claire Clemence – zijn moeder heette Josina – en hij wil haar adopteren “zoals het zelve in de Oostindien gebruikelijk is”.

Moeder met kind op Java, foto van Eliza R. Scidmore, national geographic image collection

Er is verder niets terug te vinden over dit kind, ook niet in het testament dat Jan La Pro opmaakt in juli 1776. Ik hoop dat dat betekent dat hij het kind uiteindelijk toch met haar moeder heeft laten terugreizen naar Indonesie. Maar het kan natuurlijk net zo goed betekenen dat het meisje al snel overleden is, aan de eerste de beste Nederlandse kinderziekte…

Verblijf in Nederland

Jan Brandes, NG-1985-7-2-67

Waarom Jan La Pro drie van de vrouwen heeft meegenomen naar Nederland kunnen we natuurlijk niet meer achterhalen. Het lijkt waarschijnlijk dat hij met hen wilde pronken. Er is wel een aanwijzing dat hij er ophef mee gecreeerd heeft. Nog 20 jaar later (!), in 1794, te midden van de retoriek en hoogoplopende gemoederen van de Bataafse revolutie, staat er over Jan La Pro geschreven in een anoniem pamflet:

“Deze man is met een aardsche schat uit het eerlyk Oostindien in deze landen gekomen; men heeft hem te Wijk gekend op een fraaije buitenplaats, daar hy de twaalf maanden, zynde een doozyn zwarte meisjes, op zyn fluit, tot verwondering aller Nederlandsche liefhebbers, deed voor den dag springen.”

Hou er rekening mee dat dit pamflet geschreven is door een tegenstander van de patriotten, die meerdere personen met giftige pen beschrijft en met opzet belastert. Maar het geeft mogelijk wel een aanwijzing dat Jan La Pro de Indonesische vrouwen heeft laten dansen voor publiek in zijn huis Duinwijk in Wijk aan Duin, in 1774-1775.

Er staan nog meer giftige details in dit pamflet, daarover een andere keer meer.

Terugkeer naar Nederlands-Oost Indie

Volgens het document zullen de drie vrouwen die in Nederland zijn naar ‘de Oost’ terugreizen op het schip Alkemade. Dat schip vertrok op 4 november 1775 (dus een maand na deze acte) vanaf Texel, en kwam op 29 juni 1776 heelhuids aan in Batavia. Laten we hopen dat de vrouwen de reis overleefd hebben.

Oost-indievaarder, Jan Brandes (Rijksstudio NG-1985-7-2-38)

Bronnen

Afbeeldingen