Het latere leven van Jan La Pro

In eerdere blogs heb ik wat verteld over deze flamboyante man, geboren in 1731. Onder andere zijn wilde tienerjaren, zijn tijd bij de VOC op Java en de tot slaaf gemaakte vrouwen die hij uiteindelijk de vrijheid geeft. We weten al dat hij eind 1774 terugkeerde naar Nederland. Met het toenemend aantal bronnen dat online doorzoekbaar is kun je nog meer sporen terug vinden in latere jaren. Het is niet mijn ambitie om een hele biografie te schrijven. Hier alleen een aantal glimpsen: in zijn financien (van steenrijk naar straatarm), zijn huwelijk met een jonge, mooie Duitse actrice, en zijn rol in de Bataafse Revolutie.

Eerste periode na terugkeer

Jan La Pro keert schatrijk terug naar Nederland eind 1774. Daar koopt hij het huis Duinwijck in Wijk aan Duin, gebouwd in 1648. Dit is een landgoed met een herenhuis, koetshuis, stalling, tuinmanswoning en “verdere getimmerte”. (Geen afbeelding van kunnen vinden helaas).

In Amsterdamse notariele akten zijn verschillende grote leningen (obligaties) te vinden die La Pro geeft aan mannen die op het punt staan om naar Oost-Indie te vertrekken, in 1774-1775.

Logement Rondeel, foto uit 1861, beeldbank Archief Amsterdam

In oktober 1775 verblijft Jan La Pro in het logement Het Rondeel aan de Doelenstraat in Amsterdam, wat later het chique hotel L’Europe zal worden. Dat weten we omdat hij op 4 oktober 1775 de Amsterdamse notaris Cornelis van Homrigh bezoekt, die dat vermeldt in zijn akten. Hij laat onder andere een akte opstellen over de vrijlating van de tot slaaf gemaakte vrouwen (zie eerder blogverhaal). Ook laat hij diezelfde dag een officieel protest opstellen tegen zijn zus en zwager.

Onenigheid in de familie

Jan’s zus Johanna la Pro en diens man Frederik van de Wall waren gemachtigd om uit zijn naam op te treden tijdens zijn afwezigheid op Java. Maar zij hebben ‘geen de minste rekening of verantwoording’ gedaan, ook niet van de afhandeling van de nalatenschap van zijn ouders.

Dit protest lijkt het gewenste effect te hebben. Er zijn meerdere akten terug te vinden waarin de zus en zwager hem verschillende zaken verkopen in oktober en november 1775. Ik neem aan tegen een schappelijke prijs ter voldoening van het uitstaande geld. Onder andere een glasblazerij Padang te Nijkerk, een huis in de stad Alkmaar en een damloperschip, gevaren door schipper Barend Kok. (Al deze spullen verkoopt hij trouwens alweer in 1776, inclusief het huis Duinwijck, tegen verlies).

Op 15 december 1775 verschijnen de drie gezamenlijk voor dezelfde Amsterdamse notaris om officieel vast te leggen dat de erfenis van hun moeder nu helemaal afgehandeld is, tot ieders tevredenheid.

Vrouw en kinderen

Op 6 augustus 1776 duikt de naam La Pro (geschreven Lapro, een veelvoorkomende variatie) op in de Groninger courant (en later in ook andere kranten):

De ‘schatrijke heer Lapro, gewezen opperkoopman en resident van de Hollandsche Oostindische Compagnie’ heeft een jonge mooie actrice ten huwelijk gevraagd. Hoe meer cliché wil je het hebben!

Een jongedame in opera-kostuum van 2e helft 18e eeuw; gravure door Jean-Baptiste Martin

Op zoek naar meer informatie over deze jonge actrice, Margaretha Haverkamp, in de kranten vind ik alleen nog het volgende, in de ‘Courier du Bas-Rhin’ uit 1775:

Vrij vertaald: de juffrouw Haverkamp, jonge actrice van 18 jaar oud, wier ontroerende stem nog verder wordt versterkt door de gratie van het meest beminnelijke gezicht, speelde de hoofdrol in een opéra-comique met alle expressie, alle interesse die je maar kunt wensen. Ze heeft een groot applaus gekregen voor haar optreden.

Een zoektocht via Familysearch.org in de archieven van de Mormonen levert de registratie van het huwelijk in 1777:

Jean La Pro en mejuffrouw Anna Maria Margareta Haverkamp, 20 mei 1777, in Cleve. Ook vermeld wordt de naam Louise Henriette Adelaide – dit lijkt hun eerste dochter. Ik vermoed dat ze haar erkennen bij het huwelijk, dus dat ze al voor het huwelijk geboren is?

De kinderen die te traceren zijn:

  • Louise Henriette Adelaide La Pro, geboren in Cleve (zie later).
  • Henrij Louis Francois La Pro, geboren 22-5-1778 in Cleve, overleden 15-1-1787 te Amsterdam.
  • Abraham Josias Jan La Pro; in 1798 postmeester bij het comite tot de Oost-Indische Handel**, in 1807 overleden en begraven in de Waalse Kerk te Amsterdam
  • Angelique Julie Adelaide La Pro; overleden 14-1-1788, begraven in de Waalse Kerk te Amsterdam.

Achteruitgang van de financien

Jan La Pro heeft tenminste een deel van zijn financien geregeld bij de firma Doornik & Brandt, van Daniel Doornik en Christoffel Brandt in Amsterdam. Tijdens zijn verblijf in Duitsland is Christoffel Brandt gemachtigd om namens hem op te treden in Amsterdam*.

In 1779 wordt duidelijk dat Jan La Pro inmiddels een grote schuld heeft uitstaan bij deze firma: bijna 36.000 gulden (in een tijd waarin je voor 6000 gulden een groot huis in Alkmaar kon kopen). Hij verklaart dat hij niet in staat is om deze schuld te voldoen. Er wordt genoegen genomen met een som van 5902 rijksdaalders die Jan La Pro nog te vorderen heeft op twee zakenpartners in Batavia.

Korte Dijkstraat Amsterdam, met zicht op de brug over de Krom Boomsloot en de Dijkstraat op de achtergrond, begin 20e eeuw (tekenaar: Louis Landré (1875-1952)).

In de jaren 80 van de 18e eeuw woont La Pro blijkbaar weer in Amsterdam, aangezien twee van zijn kinderen daar overlijden. In het begrafenisregister wordt als hun adres opgegeven: de Dijkstraat bij de Burg. Met zelfs een aantekening: ‘tussen 13&14 en bovenop’, dus waarschijnlijk werden een paar kamers gehuurd. Dat is wel heel wat anders dan een groot herenhuis of sjiek logement.

In 1788 gaat Jan La Pro een compagnieschap aan met Timotheus van Harrevelt, een boekverkoper in de Kalverstraat. Van Harrevelt brengt de boeken in (ter waarde van 34.441 gulden***), Jan La Pro belooft 6000 gulden. Zou hij dat geld nog gehad hebben, of was het bluf? Nog in 1790 is La Pro in ieder geval te vinden in de zaak van Van Harrevelt. En een paar jaar later is zijn rol in de boekhandel nog onderwerp van politieke spot (zie hieronder).

Patriot

Het is een onrustige tijd, vanaf de jaren ’80 van de 18e eeuw, zeker ook in Amsterdam. De patriotten komen in opstand komen tegen de zittende regenten en de prins van Oranje als stadhouder. Hun opstand wordt in 1787 onderdrukt door de Pruisen. Welke rol Jan La Pro in die tijd gespeeld heeft weet ik niet. Maar in 1794 en 1795, in de directe aanloop naar de Bataafse Revolutie, vinden we hem terug.

Gevechten in Amsterdam in 1787

Hij is commissaris van een van de patriottische leesgezelschappen in de stad (gezelschap B), en hij wordt in het geheim actief in het Amsterdamse Comité Revolutionair. Cafe de Burg in de Dijkstraat, waar La Pro blijkbaar vlakbij woont, wordt een van de centrale ontmoetingsplekken. Het voert te ver om hier de hele revolutie en perikelen uit te leggen. In ieder geval is Jan La Pro erbij als afgevaardigden uit het Revolutionair Comite in oktober 1794 een petitie aanbieden aan het stadsbestuur van Amsterdam. Ze eisen onder andere dat er geen Engelse soldaten in de stad gelegerd zullen worden. Het Franse leger heeft Den Bosch op dat moment al ingenomen, en de berichten zijn dat zij, samen met een leger van Nederlandse patriotten, binnen een paar dagen voor de poorten van Amsterdam zullen staan.

De opmars verloopt echter minder voorspoedig dan gedacht. Het Amsterdamse bestuur besluit hard in te grijpen. De aanbieders van de petitie worden een paar dagen later gedagvaard voor de rechtbank. Jan La Pro weet op tijd te vluchten of onder te duiken. Een aantal van zijn metgezellen uit het comité die zich wel melden worden veroordeeld en gevangen gezet. Het Amsterdamse garnizoen valt het cafe de Burg binnen op zoek naar oproerkraaiers en verborgen munitie.

Trouwens: in een verbaal uit oktober 1794 geeft Jan La Pro zijn adres in Amsterdam als Wildemansgracht, ‘boven den stal van de heer van Zuylen‘. Die gracht heb ik nergens terug kunnen vinden. Mogelijk heeft hij een nepadres opgegeven? Of kent iemand die gracht?

Politieke spot

In de tijd van de revolutie verschenen er heel wat pamfletten van beide zijden. Daarbij werden de tegenstanders zwart gemaakt. Jan La Pro is daarin ook te vinden.

In een pamflet geschreven eind 1794 door oranje-aanhangers, over de aanbieders van de Patriottische petitie in Amsterdam (oktober 1794, zie hierboven):

En gij, mijn Heer Lapro! zyt gy niet ten uitersten verwonderd, dat de Heer Staphorst zich met u gelyk steld, daar gy zo kaal als de mieren zyt; en dat nog niet eens, maar het is de geheele waereld bekend, dat gy een slegte Vent zyt. Ik moet waarlyk lagchen over zulk een fraaije gedeputeerde, die nog pas drie jaaren geleeden, als jongen in de Winkel van Harrevelt agter de toonbank stond, en ’s morgens de schoenen en gespens van die Heer moest schoon maaken. Zeg eens, myn lieve Vriend, moet gy zelfs niet bekennen, dat de bovengemelde Heeren zich tot in het stof toe vernederd hebben, om met zulk een Vagebond gelyk te staan”.

En in een ander pamflet gericht tegen de indieners van deze petitie wordt Jan La Pro ook zwart gemaakt:

De derde representant der hoerenwaarden, muizeval en paraplu kooplieden, en meer lieden van dien stempel, is de Wel Ed. Heer La Pro. Deze man is met een aardsche schat uit het eerlyk Oostindiën in deze landen gekomen; men heeft hem te Wyk gekend op een fraaije buitenplaats, daar hy de twaalf maanden, zynde een douzyn zwarte meisjes, op zijn fluit, tot verwondering aller Nederlandsche liefhebbers, deed voor den dag springen. Zo veel heerlykheid van dit Cythera verdween, en de man raakte zo nakend als de gemelde zwarte twaalf maanden, nadat hij eene actrice van de Duitsche comedie van hare ouders had gekocht, (alle actrices zyn eerlyke meisjes,) en eindlyk tot zyn vrouw gemaakt. Geld, buitenplaats, twaalf maanden, enz verdwenen zynde, verdween de Wel Edele Heer mede, nadat hy eenigen tyd achter de wafelyzers had doorgebragt, om eenige misslagen, die hem kwalyk wierden genomen (onvrindlyk genoeg waarlyk!). Na veel zwervens kwam deze man, uit klinklare lieffde tot het geluk der Nederlandsche Burgers, opdagen, en wierd een Patriot, en eindlyk een zogenaamde Volksrepresentant […]”

Natuurlijk moeten we er rekening mee houden dat er sprake is van laster en overdrijving. Het is moeilijk uit te maken hoeveel er waarheid van is. Maar je herkent wel sporen van feiten terug: het huis te Wijk aan Duin, de actrice van de Duitse comedie waarmee hij getrouwd is, de boekhandel van Van Harrevelt. De uitdrukking “hij verdween enige tijd achter de wafelijzers … om enige misslagen” – zou dat niet betekenen dat hij ook nog in de gevangenis heeft gezeten?

De schrijver eindigt met nog een flinke beschuldiging, na het noemen van alle indieners:

“Jan La Pro – deeze laatste heeft by abuis de kas met geld mede genomen van alle de lees-gezelschappen: dit tot naricht”

Revolutie

Uiteindelijk duurt het nog tot januari 1795 voor de revolutie werkelijk plaats vindt. Jan la Pro blijft actief, en wordt onder andere in februari met een Franse delegatie naar de noordelijke provincies gestuurd om de omwenteling daar verder te begeleiden.

Amsterdam, 19 januari 1795. De omwenteling is een feit, en de patriotten die in oktober 1794 gevangen gezet zijn in het Werkhuis worden onder luid gejuich bevrijd en begeleid naar het stadhuis.

Dit is een zeer korte samenvatting natuurlijk. Het geeft wel weer een bijzonder aspect van het leven van La Pro. Is hij tot inkeer gekomen, en wil hij zich inzetten voor een democratische samenleving? Of zou er toch nog weer een aspect zijn van eigenbelang? Of ging hij alleen maar voor het avontuur?

Op zoek naar een baan

Eind 1795 probeert Jan La Pro een benoeming te verkrijgen in het Comité der Oost-Indische zaken. De V.O.C. was in grote problemen, en zou in maart 1796 genationaliseerd worden. Jan La Pro beschouwde zichzelf natuurlijk als expert. Hij wordt wel voorgesteld namens het Provinciaal Bestuur van Holland, maar blijkbaar wordt die benoeming niet bevestigd. Dan dient hij een bezwaar in bij het provinciaal bestuur van Holland. Ik zou dat dolgraag nog eens inzien. Volgens de beschrijving: “waarin hij releveert al hetgeen hij vermeend ten zynen laste ingebragt te zyn, tot justificatie van zyn gedrag”. Helaas heb ik dat nog niet kunnen vinden: misschien nog te vinden in het fysieke archief van de provincie.

Hij komt uiteindelijk niet in het comite. Maar hij mag wel een opdracht uitvoeren: het schrijven van een geschiedkundig werk over de V.O.C. In die archiefbeschrijving van het Nationaal Archief wordt Jan La Pro trouwens omschreven als “een voormalig boekhouder van de factorij in Noord-Java” – daarbij zien ze even over het hoofd dat hij het uiteindelijk tot resident geschopt heeft. Ik heb ook het geschiedkundig werk zelf niet terug gevonden.

Overlijden en daarna

Jan La Pro is begraven op 1 mei 1799 op het St Anthonis Kerkhof in Amsterdam – 68 jaar oud. Zijn adres op dat moment wordt genoteerd als “Hoogstraat bij de Bettanijstraat”.

Overzichtsfoto van de (Oude) Hoogstraat, Amsterdam, rond 1890 (dus 100 jaar na het overlijden van Jan La Pro). Gevonden op de website Het Geheugen van Nederland.

Zijn weduwe blijft zitten met de schulden, en waarschijnlijk geen ordentelijke administratie. Juni 1799 verschijnt er een berichtje in de krant met een oproep aan schuldeisers. Ze kunnen opgave doen bij het huis van Weduwe Van Limbeek in de Kalverstraat, binnen 1 jaar en 6 weken.

Interessant detail: bijna 10 jaar later, in 1808, trouwt dochter Louise H.A. Lapro met de zoon van deze weduwe, Jacobus Johannes van Limbeek. Zij woont op dat moment aan de Reguliersgracht te Amsterdam, en wordt bijgestaan door haar moeder. Voor zover ik heb kunnen vinden blijft dit huwelijk kinderloos.

Margaretha Haverkamp, de weduwe van Jan La Pro, overlijdt op 20 april 1819, 60 jaar oud. Haar laatste adres wordt opgegeven als Spiegelstraat 18 in Amsterdam.

Conclusie

Er is nog behoorlijk wat terug te vinden over het leven van Jan la Pro (1731-1799) – ik heb vast nog niet alles boven water gekregen. Ik vind het moeilijk om hem in een hokje te plaatsen. Hij hield van uitgaan en feesten, en heeft bij de VOC een fortuin vergaard dat hij binnen een paar jaar weer kwijt was. Hij pronkte graag met vrouwen en meisjes, zowel op Java als in Nederland. En op zijn 45ste verleidde hij een mooie actrice die 25 jaar jonger was.

Aan de andere kant heeft hij de tot slaaf gemaakte vrouwen die hij in Indonesie in zijn bezit had uiteindelijk wel vrijgelaten, terwijl veel van zijn collega’s hun slaven ‘gewoon’ doorverkochten bij hun terugkeer naar Nederland. En hij heeft een rol gespeeld als patriot, waarbij hij zich met gevaar voor eigen leven en welzijn heeft ingezet voor de Bataafse Revolutie. Of moet je dat ook weer negatief uitleggen: eigen belang? avontuur?

Ik ben benieuwd of er de komende jaren nog meer boven water komt, bij de toenemende digitalisering van allerlei oude bronnen. Als altijd zijn vragen, correcties en aanvullingen van harte welkom.

Bronnen van afbeeldingen

Voor de tekst-bronnen: zie de links verspreid door de tekst.

Voetnoten

*) Deze zelfde Christoffel Brandt staat in een testament van La Pro uit mei 1776 nog opgegeven als enige erfgenaam. Dat vind ik nogal mysterieus, misschien een soort onderpand? Latere testamenten heb ik niet gevonden. Misschien elders opgemaakt.

**) de benoeming van de zoon in een functie bij het comité van Oost-Indië heeft de uitstraling van een staaltje nepotisme, gezien La Pro’s activiteiten voor dat comité – iets wat de patriotten natuurlijk hadden opgevoerd als een van de redenen om tegen het oude regime te strijden, maar wat in de praktijk moeilijk uit te roeien is.

***) de boeken zijn waarschijnlijk afkomstig uit de erfenis van zijn vader Everhardus van Harrevelt. Daarvan is een prachtige inventaris te vinden in een notariele akte. Dat geeft een idee van het soort boeken dat zij verkochten.

Tot slaaf gemaakte vrouwen

In het register van de VOC over de reis met het schip Overhout in 1773-1774 staat de korte vermelding: onder de 5 passagiers waren 2 vrouwelijke slaven. Dit was het schip waarmee Jan La Pro, resident en opperkoopman bij de VOC, terugreisde naar Nederland. Blijkbaar had hij de vrouwen meegenomen naar Nederland, want in oktober 1775 komen we ze tegen in een notariele acte die hij laat opstellen in Amsterdam. Een zakelijke transactie over mensenlevens…

Het document

interieur huis Jan Brandes, met zijn zoon Jan en een tot slaaf gemaakte vrouw, in Batavia (Rijksstudio NG-1985-7-2-4)

De acte is een machtiging aan twee personen in dienst van de VOC in Batavia om zeven tot slaaf gemaakte vrouwen hun vrijheid te geven. Van de 7 vrouwen zijn er 4 achtergebleven in Nederlands Oost-Indie (Minerva van Macassar, Proserpina van Nias, Calisto van Boegis en Erigone van Ternaten) terwijl de laatste drie in Nederland zijn (Andromeda van Nias, Filis van Nias en Calliope van Boegis).

Woodbury&Page hadden een fotostudio in Batavia in de 2e helft van de 19e eeuw.

Hun achternamen verwijzen naar het eiland of de streek waar ze vandaan komen. Dat is gelijk de enige persoonlijke informatie die we hebben. De rest van de informatie gaat over wanneer Jan La Pro hen gekocht heeft, waar en van wie. Hij heeft ze gekocht van collega’s binnen de VOC. Minerva van Macassar is al vanaf 1755 in zijn bezit. Drie vrouwen heeft hij ‘overgenomen’ van zijn zwager Frederik van de Wall, toen die in 1761 terugkeerde naar Nederland.

Met deze acte geeft hij opdracht om in Batavia te regelen dat ze vrijbrieven krijgen.

Een kind

Er staat nog een bitter detail in de acte. Een van de vrouwen, Calliope van Boegis, is op de reis naar Nederland in 2 februari 1774 bevallen van een dochtertje, aan boord van het schip Overhout. Het schip Overhout is in november 1773 vertrokken, dus Calliope was waarschijnlijk al 6 maanden zwanger op dat moment. Het lijkt me een risicovolle keuze om een zwangere vrouw mee te nemen op een reis waarvan je weet dat die tenminste 6-7 maanden gaat duren. In het document wordt de lokatie van het schip ten tijde van de bevalling aangegeven: midden in de Indische oceaan. Pas op 12 maart 1774 bereikte het schip Kaapstad, en op 5 juli kwam het aan in Nederland.

Op moment van de akte is het meisje 20 maanden oud. Jan La Pro “vordert” van Calliope dat ze afstand doet van het kind en het voor haar opvoeding bij hem achterlaat in Nederland. Hij noemt het meisje Jozine Claire Clemence – zijn moeder heette Josina – en hij wil haar adopteren “zoals het zelve in de Oostindien gebruikelijk is”.

Moeder met kind op Java, foto van Eliza R. Scidmore, national geographic image collection

Er is verder niets terug te vinden over dit kind, ook niet in het testament dat Jan La Pro opmaakt in juli 1776. Ik hoop dat dat betekent dat hij het kind uiteindelijk toch met haar moeder heeft laten terugreizen naar Indonesie. Maar het kan natuurlijk net zo goed betekenen dat het meisje al snel overleden is, aan de eerste de beste Nederlandse kinderziekte…

Verblijf in Nederland

Jan Brandes, NG-1985-7-2-67

Waarom Jan La Pro drie van de vrouwen heeft meegenomen naar Nederland kunnen we natuurlijk niet meer achterhalen. Het lijkt waarschijnlijk dat hij met hen wilde pronken. Er is wel een aanwijzing dat hij er ophef mee gecreeerd heeft. Nog 20 jaar later (!), in 1794, te midden van de retoriek en hoogoplopende gemoederen van de Bataafse revolutie, staat er over Jan La Pro geschreven in een anoniem pamflet:

“Deze man is met een aardsche schat uit het eerlyk Oostindien in deze landen gekomen; men heeft hem te Wijk gekend op een fraaije buitenplaats, daar hy de twaalf maanden, zynde een doozyn zwarte meisjes, op zyn fluit, tot verwondering aller Nederlandsche liefhebbers, deed voor den dag springen.”

Hou er rekening mee dat dit pamflet geschreven is door een tegenstander van de patriotten, die meerdere personen met giftige pen beschrijft en met opzet belastert. Maar het geeft mogelijk wel een aanwijzing dat Jan La Pro de Indonesische vrouwen heeft laten dansen voor publiek in zijn huis Duinwijk in Wijk aan Duin, in 1774-1775.

Er staan nog meer giftige details in dit pamflet, daarover een andere keer meer.

Terugkeer naar Nederlands-Oost Indie

Volgens het document zullen de drie vrouwen die in Nederland zijn naar ‘de Oost’ terugreizen op het schip Alkemade. Dat schip vertrok op 4 november 1775 (dus een maand na deze acte) vanaf Texel, en kwam op 29 juni 1776 heelhuids aan in Batavia. Laten we hopen dat de vrouwen de reis overleefd hebben.

Oost-indievaarder, Jan Brandes (Rijksstudio NG-1985-7-2-38)

Bronnen

Afbeeldingen

Jan La Pro op Java

De volgende episode in het leven van ‘onze’ Jan La Pro speelt zich af op Java, met de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).

In het Nationaal Archief kun je zoeken op VOC opvarenden, dan krijg je ook de link naar het VOC soldijboek zelf. Daar vind je ook bevestiging dat het gaat om “onze” Jan La Pro, want hij laat zijn soldij de eerste jaren uitbetalen aan zijn moeder, Jozina van Karnebeek (vanaf 1757, dan is zijn vader al overleden).

Voor een versie die je kunt uitvergroten: zie de link naar de scan online.

Na het bij elkaar puzzelen van gegevens uit naamboekjes, notariele stukken, kranten en toevallige vermeldingen in boeken kan ik het volgende verhaal presenteren over Jan’s tijd in Nederlands-Indie – inclusief 2 anekdotes die een inkijkje geven.

Heenreis

De informatie over de heenreis doet je weer realiseren wat voor andere tijden het zijn. Het schip Stralen vertrok op 15 mei 1752, kwam aan bij Kaap de Goede Hoop in september, en arriveerde uiteindelijk op 10 december 1752 in Batavia, wat nu Jakarta is, aan de noordkust van Java. Een reis van bijna 7 maanden, wat nog snel was – soms kon het 9 of 10 maanden duren (en brieven doen er dus net zo lang over).

Stadhuis van Batavia, gebouwd in 1710, op een tekening uit 1770.
Plattegrond Java uit 1753, eigendom Koninklijke Bibliotheek. Zie de Atlas of Mutual Heritage voor een versie met hogere resolutie.

Eerste jaren van Jan la Pro bij de VOC

Jan la Pro gaat in dienst als korporaal aan boord van het schip Stralen. Bij de uitleg over deze functie staat vermeld: ‘de laagste rang die mag bevelvoeren over een afdeling’. Dat zegt nog niet zoveel. De rest van zijn loopbaan is na te zoeken via het scheepssoldijboek, en vooral ook via de zogenaamde ‘naamboekjes’ die jaarlijks uitgegeven werden, en die je via Google Books makkelijk kunt vinden en doorzoeken.

In augustus 1755 (of mogelijk al vanaf 1753) wordt hij aangesteld als boekhouder en assistent-koopman in Sourabaija (huidige spelling: Surabaya), een havenstad aan de noordoost kust van Java. Zijn soldij gaat dan iets omhoog naar 30 gulden per maand. Dat is niet echt een vetpot, zeker niet voor het milieu waar hij uit komt. Maar het is bekend dat de beambten van de VOC het meeste geld verdienden aan nevenfuncties in de handel en aan corruptie.

Vervolg carriere

In 1764 wordt hij overgeplaatst van Samarang (huidige spelling: Semarang) naar Djokjakarta (huidige spelling: Yogyakarta). Daar wordt hij resident, naast de sultan Hamengkubuwono I (als prins bekend onder de naam Mangkubumi). Een paar jaar later bereikt hij ook de positie van opperkoopman. Hij blijft resident in Djokjakarta tot 1773.

Ik kan dat trouwens niet helemaal rijmen met het soldijboek: daar blijft zijn soldij 30 gulden per maand – terwijl een resident recht zou hebben op 80-100 gulden per maand. En na 1766 stopt de vermelding van soldij. (Misschien dat hij overgeplaatst werd naar een andere VOC-kamer, en dus een ander soldijboek?)

Gezicht op het paleis van de sultan Hamengkubuwono I van Yogyakarta, pentekening door Jan Brandes, 1779-1785. Eigendom Rijksmuseum, geplukt van de Atlas of Mutual Heritage. De versie van het paleis, de kraton, die in 1785 door de sultan gebouwd werd is nog steeds te bezoeken.

Bij een Nederlandse resident in Nederlands-Indie denk ik gelijk aan Max Havelaar van Multatuli, maar dat speelt 100 jaar later (19e eeuw). Dan is de VOC al lang opgeheven, en is het de Nederlandse overheid die direct de scepter zwaait. Ik denk dat je moet uitkijken met het direct vergelijken van die beschrijving (alsof je 1924 probeert te begrijpen vanuit 2024).

Om meer te lezen over de VOC in Nederlands-Indie, zie aan het eind van deze blog.

Anekdote 1: vogelnestjes

Een bron van inkomsten voor resident Jan La Pro waren vogelnestjes. In het boek The Power of Prophecy (van PBR Carey) staat in de tekst, over een kwestie die speelt jaren nadat Jan Lapro al weer naar Nederland vertrokken is:

“[…] the spacious attic over the throne room, which a previous Dutch Resident had built for storing the highly valuable birds’ nests […]”.

Met in een voetnoot:

“The attic was built by Resident Jan Lapro (in office 1764-1773) specifically for storing birds’ nests […]. According to Pieter Engelhard, half the profits of approximately 30,000 ronde realen […] from the birds’ nests in Yogya were kept by the Resident (thus doubling his official salary) and the rest went to Daendels [gouverneur-generaal vanaf 1807]. […] post 1816, special government inspectors of birds’ nests rocks, ‘opziener der vogelnestklippen’, were appointed.”

Het gaat hier om de eetbare vogelnestjes van bepaalde zwaluwtjes. Eén van de opstellen in het *pak van Sjaalman luidt: ‘Over de vogelnestklippen aan de Javase zuidkust.’ (Max Havelaar, vw i, p. 41) zie de Multatuli encyclopedie van K. Ter Laan. Voor een mooie foto van de nestjes en vogels: zie die van Paul Jones onder deze link.

Anekdote 2: de gundiq

Een gundiq (gundik) is een concubine of maitresse.

In een artikel (van C. Poensen) over de eerste sultan van Yogyakarta, uit een tijdschrift uit 1901:

“Na den heer van der Sluys trad als Resident te Ngajogya de heer Jan Lapro op, dewelke de rang van koopman heeft, […] en schijnt vooralsnog bij den Vorst en Rijksbestierder hoogst bemind te zijn. Zo verhaalt de heer Gouverneur van Ossenberch 13 mei 1765.

[..Dat] tijdens dezen resident een klein voorval te Ngajogya plaats had, naar aanleiding van zijn gundiq, die de Pangeran Demang tot zich had genomen en verborgen gehouden in de desa. Deze vrouw was zeer schoon, en telkens als er bij den resident eene partij gegeven werd, moest zij de pangerans bedienen, hetgeen tot de kennismaking aanleiding had gegeven.

De resident liet haar overal zoeken, maar zij werd niet gevonden. Hij verdacht den Pangeran Natakusuma haar tot zich genomen te hebben, maar deze, erkennende dat hij wel eens met haar gescherscht had, ontkende toch beslist dat hij aan het geval schuldig was; ook toen de resident zeide, dat als hij werkelijk zin in haar had, het maar openhartig moest zeggen, en hij zou haar aan hem afstaan. Ten slotte bleek het dan ook, dat de Pangeran Demang de schuldige was. Toen de sultan daarvan kennis kreeg, was hij zeer boos, en gaf den pangeran gedurende eenige dagen arrest. De resident was daar zeer dankbaar voor, en den Sultan te meer genegen.

Pangeran is een hoge adellijke titel in de Javaansche adel, vergelijkbaar met het Europese “hertog”, vaak de zoon van een vorst. Pangeran Demang was de tweede onechte zoon van de Sultan, toen 24 a 25 jaar oud.

Zoon van de sultan van Jogjakarta. 1862-1865, te vinden op pinterest. Dus niet de persoon vermeld in de anekdote.

Terug naar Nederland

In 1773, op 42-jarige leeftijd, neemt Jan La Pro ontslag bij de VOC en keert terug naar Nederland met het schip Overhout. Vertrek uit Batavia op 25 november 1773, aankomst in Nederland op 5 juli 1774. Hij komt schatrijk terug ‘uit de Oost’.

Bij de informatie over de terugreis naar Nederland staat nog een intrigerend zinnetje: er reizen ook twee vrouwelijke slaven mee aan boord. Dit krijgt nog een staartje, daarover de volgende keer meer.

Deze informatie heb ik verzameld na een dag of twee online snuffelen. Er is vast nog meer te vinden bij een bezoek aan een fysiek archief. Maar dat voert weer te ver voor deze blog. Als iemand aanvullende informatie heeft hou ik me zoals altijd aanbevolen.

Verder lezen

Bronnen

Afbeeldingen

  • Uitgelichte foto: uit de Rijksstudio van het Rijksmuseum, objectnummer NG-1988-26-3. Hutten van een dorp in het Kawigebergte op 8820 voet te Malang. Onderdeel van een groep van 62 foto’s in een doos met het opschrift “Staatsspoorwegen op Java” uit 1888. Fotograaf: anoniem.
  • Gezicht op Batavia: Stadhuis van Batavia, rond 1710 gebouwd, nu het Jakarta Historisch Museum. Tekening door Johannes Rach (1770); Publiek domein, wikipedia.
  • Plattegrond Java uit 1753, eigendom Koninklijke Bibliotheek. Zie de Atlas of Mutual Heritage voor een versie met hogere resolutie.
  • Gezicht op het paleis van de sultan Hamengkubuwono I van Yogyakarta, pentekening door Jan Brandes, 1779-1785. Eigendom Rijksmuseum, geplukt van de Atlas of Mutual Heritage.
  • Foto: Zoon van de sultan van Jogjakarta. 1862-1865, te vinden op pinterest.

Een paar kleine aanvullingen over het gezin La Pro

Ik kan het niet nalaten – gisteren op mijn dakterras, in het zonnetje, wat verder gespeurd op internet. Daarbij twee kleine bevindingen die ik gelijk wil delen, in een soort addendum op de recente blog.

Karakter van vader Abraham La Pro Jr

Vader Abraham La Pro Jr wordt vernoemd in de kronieken over 18e eeuws Amsterdam van Jacob Raije.

Over 6 januari 1739 schrijft hij:

Voor romantische jonge meisjes was de achttiende eeuw een gulden tijd. Aan schakingen geen gebrek. Nu was op 6 januari de eenige dochter van den rijken maar gierigen Mr Lapro, rariteitverkoper in de Kalverstraat, ‘deurgeloopen’ met haar vrijer van der Wat [sec], wiens vader een koffiehuis op het Rokin bezat. De oude Lapro kon niet van zijn duiten afstand doen en had daarom het huwelijk niet toe willen staan, maar de gelieven wisten er in dien goeden ouden tijd wel raad op om papa te dwingen

Dochter Johanna la Pro (zus van ‘onze’ Jan), geboren in 1720, trouwde in 1739 inderdaad met Frederik van der Wall, met consent van haar ouders, en onder duidelijke huwelijkse voorwaarden, vastgelegd bij de notaris.

Schilderij van het gezin La Pro

Zoals vermeld in de blog wordt er in het testament van moeder Jozina van Karnebeek gesproken over een schilderij van Jan La Pro met zijn ouders, dat zij aan hem naliet. Ik heb gevonden wie de schilder was! Het schilderij wordt vermeld in het tweede deel van het boek getiteld “De nieuwe schouburg der Nederlantsche kunstschilders en schilderessen”. Op pagina 374 staat de schilder Henrik Pothoven (1725-1807), met de volgende paragraaf:

[Hij bleef] dagelijks, met eenen onvertraegden yver, de kunst [be]oefenen, zo in het maelen van Kabinetstukjes, als portretten; waer van de volgende afbeeltsels tot bewyzen verstrekken: als die […] en die van de heer Lapro en zyne echtgenote en zoon [….]

Een schilderij van Hendrik van Pothoven volgens een Google-zoektocht – er staat niet bij vermeld wie dit zijn… Maar ik neem aan dat het feit dat het kind op een schilderij te zien is betekent dat die niet meer in leven was?

Helaas is het geen hedendaagse catalogus met afbeeldingen, maar een boek met louter tekst uit 1751. Dus nog geen bewijs dat het schilderij nog steeds bestaat. Zou het niet geweldig zijn als het ooit boven water komt?

Verder

Tot zover vandaag. Een andere keer meer over de vele smeuiige details uit het flamboyante leven van Jan La Pro en incidenten in zijn familie. Ik kan alvast verklappen dat mijn hypothese dat Jan mogelijk homofiele voorkeuren had niet waar blijkt te zijn, als ik de rest van zijn levensverhaal bekijk…

Afbeeldingen

Een ongebonden leven in de 18e eeuw

In 1749 staat de dienstmeid Jannetje Koster met drie anderen bij de notaris in Amsterdam om een verklaring af te leggen op verzoek van haar werkgevers, over Jan La Pro*, hun 18-jarige zoon. De verklaring blijft beknopt, en roept als zo vaak alleen maar meer vragen op.

De context: de familie La Pro

Vader Abraham La Pro junior (1691-1753) was koopman in goud en zilverwerken in Amsterdam. Hij was in 1716 getrouwd met Jozina van Karnebeek (1690-1770). Ze woonden in de Kalverstraat, op de hoek van de Gapersteeg. Abraham La Pro Jr was een rijk koopman. Zo had zijn vader hem bij zijn huwelijk 6000 gulden meegegeven, plus een uitzet ter waarde van 4000 gulden. De familie had tenminste twee dienstmeiden en later ook een naaister aan huis.

Van de zes kinderen die Jozina en Abraham Jr kregen bereikten er drie de volwassen leeftijd.

Zoon Abraham (genoemd Abraham La Pro de Jonge), geboren in 1720, was in 1741 als korporaal in dienst gegaan van de VOC en naar het Nederlands Oost-Indië gereisd, waar hij in 1750 opgeklommen was tot onderkoopman. Dochter Johanna, geboren in 1721, was in 1739 getrouwd met Frederik van der Wall. Zij was in 1744 met haar man naar Oost-Indië vertrokken, waar ook Van der Wall aan een ambitieuze carrière bij de VOC begonnen was.

Zo bleef het echtpaar La Pro achter met hun jongste zoon, Jan, geboren in 1731. Hij was op 1 april 1731 gedoopt in de Nieuwezijdse Kapel te Amsterdam. In 1749 was hij 18 jaar oud.

Ik heb geen afbeeldingen gevonden van de familie, tot nu toe. In een testament van Josina van Karnebeek uit 1762 wordt vermeld dat er geschilderde portretten zijn van haar en haar man, en een schilderij waarop het echtpaar met hun zoon Jan te zien zijn. Maar of die schilderijen nog ergens bestaan… Als illustratie een schilderij van een andere welgestelde familie uit Amsterdam uit 1752.

Schilderij van Tibout Regters, 1752 – de familie Brak, Amsterdam; Rijksmuseum Twente; gevonden op Wikipedia.

Het document: een notariële acte

In het stuk verklaren de getuigen dat Jan Lapro nu al 2 achtereenvolgende jaren een zeer dissoluut en ongebonden leven leidt. Hij komt vaak zeer laat of ‘ter middernacht’ thuis. Ook is hij wel eens midden in de nacht, tegen de wil van zijn ouders, ‘het venster uitgesprongen en aldus weer uitgegaan’. Dan komt hij pas in de morgenstond weer thuis. En soms blijft hij ook diverse dagen en nachten achtereen weg, zonder dat men weet waar hij is.

Jan is een keer buiten weten van zijn ouders met een chaise met twee paarden uitgegaan en ‘drie ganse daegen en nagten’ weggebleven. Ze hebben Jan toen uiteindelijk gevonden in de stad Leiden, en naar huis gebracht. Recent is hij weer acht dagen zoek geweest.

Meerdere malen hebben de getuigen meegemaakt dat de ouders hun zoon in alle ernst, en zelfs ‘met betraande ogen’, hebben vermaand en gebeden om zijn leven te beteren, maar dat kwam bij hem niet in het minste aan. Het wordt alleen maar erger.

Waarom Jan’s ouders deze verklaring op laten stellen bij de notaris is me niet duidelijk. Ik vind het opvallend dat er niet geklaagd wordt over het verleiden van meisjes. Jaren later, in 1776, wijst Jan, die voorzover ik kan vinden nooit getrouwd is, in zijn testament als zijn enige erfgenaam ene Christoffel Brandt aan. Het is erg speculatief, ik weet het, maar zou Jan La Pro misschien een voorkeur voor mannen hebben gehad? Dat dat een onuitgesproken onderdeel was van zijn ‘slecht en ongebonden leven’? Homofilie was strafbaar, tot 1762 zelfs met de doodstraf. Dus dat zou je nooit expliciet in een officiële acte vastleggen.

[Latere aanvulling: dit blijkt een foutieve hypothese: Jan La Pro vertoont in zijn latere leven genoeg kenmerken van een klassieke rokkenjager, zie in latere blogs]

Het vervolg

De verklaring uit 1749 heeft in ieder geval niet geholpen. In februari 1752 wordt er namelijk nogmaals een acte vastgelegd over het ‘ongebonden’ leven van Jan La Pro, met dezelfde soort beschuldigingen van laat thuis komen (of de hele nacht weg blijven) en niet luisteren naar zijn ouders. Inmiddels is de jongeman blijkbaar nog brutaler geworden. De getuigen verklaren dat ze gezien hebben dat de ouders hem ‘in alle ernst’ gestraft hebben voor zijn buitensporig gedrag, en hem vermaand hebben om zijn leven te beteren. Maar Jan beantwoordt deze vermaningen met ‘de brutaalste en onbetamelijkste vloekwoorden’.

In mei 1752, 3 maanden na de laatste verklaring, treedt Jan La Pro in dienst als korporaal bij de VOC. Hij vertrekt naar Nederlands Oost-Indië, het huidige Indonesië [latere toevoeging: hierover is nu een blogbericht verschenen]. Het is verleidelijk om te speculeren dat zijn ouders hem daartoe gedwongen hebben. Misschien met hulp van de officiële verklaringen van wangedrag. Mogelijk dat daarover nog iets te vinden is in schepenbank of rechtbank stukken uit Amsterdam? Dat voert voor deze blog te ver – als iemand daar meer over vindt, bijvoorbeeld in het Stadsarchief van Amsterdam, hoor ik het erg graag.

Daarmee zijn nu in 1752 alle drie de nog levende kinderen van Abraham La Pro junior en Josina van Karnebeek vertrokken uit de Republiek der Verenigde Nederlanden. Jan maakt carrière binnen de VOC, hij lijkt de ‘ongebondenheid’ van zijn leven verlaten te hebben. Daarover een andere keer meer. Hij zal zijn ouders nooit weerzien, want hij keert pas in 1774 terug in Nederland, als zij al jaren overleden zijn. In zijn leven, en dat van zijn familie, zijn nog zoveel prikkelende details te vinden, dat zij zeker nog eens terug zullen keren als onderwerp in deze blog.

*De naam La Pro wordt soms geschreven als Lapro.

Bronnen

Afbeeldingen

Zij zegt, hij zegt

Dit keer een tragisch verhaal, dat helaas ook van alle tijden is. Op 10 april 1795 meldt Marigje Koopmans, omtrent 23 jaar oud, zich bij de baljuw van de Klundert. Zij is 7,5 maand zwanger en zij zegt dat Antonij Aartse de Laat de vader is.

Het document

Het document is afkomstig uit de notulen van baljuw en schepenen van de Klundert.

Marigje Koopmans getuigt dat zij de laatste elf maanden gewoond heeft bij Antonij de Laat, aan de “Rooijen vaardse Buitendijk” onder de Klundert. Het staat er niet, maar ik neem aan dat ze als dienstmeisje in huis was, en om voor de kinderen van deze jonge weduwnaar te zorgen.

Ze verklaart dat Antonij de Laat haar voor de eerste keer in juni 1794 “aan de tafel op de vloer heeft misbruikt, en zo vervolgens van tijd tot tijd” als hij daar lust toe had. Zij is meerdere keren door hem misbruikt tot zij eindelijk in september van het afgelopen jaar zwanger is geworden. Antonij de Laat ging door met het misbruik tot in de maand december. Marigje verklaart dat ze al lange tijd slecht door hem behandeld wordt. Op 9 april is ze “met slepen en trappen” uit zijn huis en van zijn erf afgejaagd, en de man heeft haar verboden om terug te komen.

De baljuw besluit om Antonij de Laat op te roepen om te verschijnen voor de raad om hem te horen over deze beschuldigingen. De Laat ontkent dat hij de vader is van “de vrucht van Marigje Koopmans”. Hij beschuldigt haar ervan dat ze het “gedurig met andere personen aangehouden” heeft, zodanig dat “zijn huisje gedurig vol volk was wanneer hij uit werken was”. De man zegt dat hij haar dit vaak heeft afgeraden, maar dat zij die raad in de wind geslagen heeft, en zelfs tegen hem gezegd heeft dat “dezulken nog waren die Wilhelmus blaasden”.*

Antonij de Laat zegt dat hij op een gegeven moment tegen Marigje gezegd heeft dat hij dacht dat ze zwanger was, en dat zij toen heeft geantwoord dat dit hem niet aan ging, en dat “zo dit waar was, zij de vader daarvan wel zou vinden.” Hij geeft toe dat hij haar uiteindelijk heeft weggestuurd van zijn huis en erf met verbod om terug te komen. Hij heeft aan zijn kinderen gelast “de opgezette plank over de sloot voor zijn huisje liggende voor haar wanneer hij uit was niet neder te laten”.

Als de baljuw hem ondervraagt, blijft Antonij de Laat “stijf en sterk” ontkennen, en hij verklaart dat hij haar niet zal trouwen, “al wierd hij met vier paarden van een getrokken”. Marigje Koopmans bleef “onder menigvuldige eden” Antonij de Laat beschuldigen. Er staat geschreven dat de baljuw vervolgens zijn best gedaan heeft om vooral Antonij de Laat te overtuigen om te bekennen, wat doet denken dat hij de vrouw meer geloofde. Maar de man blijft ontkennen. De baljuw raadt Marigje Koopmans aan om met de hulp van haar voogden zich te wenden tot een rechtbank, om er een zaak van te maken.

De context

Wat heb ik kunnen opsporen over de twee betrokkenen?

Marigje, of Marijgje, soms ook wel Maria, Koopman genoemd, wordt op 11 juli 1773 gedoopt in Dinteloord. Haar ouders Johannes Koopman en Engeltje de Geus zijn in 1771 getrouwd, en krijgen 6 kinderen. Haar moeder overlijdt in 1790, als Marigje 16 jaar oud is, en haar vader in 1792. Op haar 19e is Marigje dus wees, en zal ze uit werken gestuurd zijn.

Antonij Aartse de Laat is geboren in 1760 en hij trouwt in 1783. Het is een schok voor me om te zien met wie hij trouwt: Adriana Adriaansdochter Ardon, de dochter van Adriaan Ardon, die in 1775 doodgeschoten werd door de diender – zie een eerdere blog op deze site. Adriana is 8 jaar als haar vader doodgeschoten wordt, en in 1783 is ze net 16 jaar oud en al 6 maanden zwanger als ze met de 23-jarige Antonij Aartse de Laat trouwt. Daar heb ik geen documentatie over terug gevonden, dus we weten niet hoe dit gegaan is, in welke mate de jonge Adriana hier keus in gehad heeft… Drie maanden na het huwelijk wordt een dochtertje geboren. Vier zwangerschappen later, in 1793, sterft de dan 25-jarige Adriana in het kraambed.

Antonij blijft achter met een aantal kinderen onder de 10 jaar. In 1794, op 34-jarige leeftijd, neemt hij de jonge Marigje Koopman in huis, waarschijnlijk om voor die kinderen te zorgen.

Een dienstmeid aan eind 18e eeuw, schilderij Jan Ekels de Jongere

Vervolg

Op 22 mei verschijnen de voogden van Marigje Koopman bij de baljuw en raad van de Klundert. Marigje is op 17 mei bevallen en ligt in het kraambed in het huis van haar broer, Johannes Koopmans. Ze heeft aan de vroedvrouw te Prinsland gezworen dat Antonie Aartse de Laat de vader is. De voogden eisen dat de man met Marigje trouwt, of bij weigering het kind zal onderhouden en de kraamkosten op zich zal nemen. Antonij de Laat wordt erbij geroepen maar hij blijft het luidkeels ontkennen, en hij weigert alles. Op de vraag van de baljuw ontkent hij zelfs dat hij ooit ‘vleeschelijke conversatie’ met haar gehad heeft. De raad zegt nu tegen de voogden dat zij alles gedaan hebben wat zij kunnen doen.

De voogden roepen de hulp in van de raad en baljuw van Prinsland en Dinteloord. Een kleine week later, op 28 mei, verschijnen er drie schepenen uit Dinteloord voor de raad van de Klundert om nogmaals op te komen voor hun inwoonster, Marigje Koopmans. Zij heeft onder ede gezworen dat alleen Antonij de Laat de vader van haar dochter kan zijn.

Blijkbaar zijn moeder en kind aanwezig, want even verderop staat een dramatische passage:

De baljuw neemt dus de 10 dagen oude baby over van haar moeder en geeft die Antonij de Laat in de armen. Met de baby in zijn armen zweert Antonij de Laat dat hij niet de vader van het kind is, en dat hij nooit geslapen heeft met de moeder.

De baljuw kan niet anders dan concluderen dat een van de twee een ‘valse eed’ afgelegd heeft. En hier loopt het spoor dood.

Detail uit schilderij van Carel Jozeph Grips ‘Het voeden van de baby’

Afloop

Op 12 juli 1795 laat Marigje Koopman haar dochter Thona dopen in Dinteloord, vermeld als ‘onechte dochter’. Er is geen spoor van een huwelijk in die tijd. Ik vind ook geen vervolg over baby Thona. De begrafenisregisters van Dinteloord zijn niet online te vinden…

Vier jaar later, in september 1799, trouwt Marigje met Geert Miggelman, Ruim een jaar later wordt een dochtertje geboren, dat vernoemd wordt naar haar moeder, Engeltje. Ook van Engeltje kan ik geen latere sporen terugvinden, helaas, dus misschien is zij ook niet oud geworden. Geert Miggelman overlijdt in 1808. In 1813 trouwt de 39-jarige weduwe Marigje opnieuw, dit keer met de 31-jarige Imand van der Jagt uit IJsselmonde. In die acte wordt haar beroep opgegeven als dagloonster; haar broer Johannes is getuige bij dit huwelijk. Hij heeft haar dus blijkbaar nooit in de steek gelaten. Die laatste huwelijksacte levert nog iets bijzonders op: de handtekening die Marigje Koopman zelf gezet heeft:

Marigje overlijdt op 76-jarige leeftijd, op 26-6-1849 in Zwijndrecht. Daar is nog een bijzonderheid: haar man Imand overlijdt op dezelfde dag… Helaas zijn de overlijdensactes van Zwijndrecht niet online in te zien. En ik zal me inhouden en dit niet verder uitzoeken. [Als iemand hier meer van weet, hoor ik het graag!]

Antonie Aartse de Laat trouwt in 1804 met de 49-jarige weduwe Bastiaantje de Bruijn, en hij sterft voor 1824.

Tijden van oorlog en revolutie

We zullen wel nooit weten wat de waarheid is geweest. Als je misschien denkt: waarom is Marigje niet gewoon weggegaan zodra Antonij de Laat haar misbruikte, of waarom is ze niet eerder naar de politie gegaan? We weten dat dat voor een buitenstaander altijd makkelijker lijkt dan het in werkelijkheid is voor iemand die in de situatie zit.

En vergeet ook niet de omstandigheden en de tijd waarin dit speelt. Marigje is een wees van begin 20, uit werken gestuurd in een stadje op enkele uren reizen van haar geboortestreek en haar familie. In 1794-1795 lag de regio vol met soldaten van het Nederlandse, Engelse en Franse leger vanwege oorlog en revolutie. Gezien de opmerking over “het Wilhelmus blazen” krijg je het vermoeden van een ondertoon van tegenstelling tussen Orangisten en patriotten om de zaak te compliceren. Eind 1794 waren de meeste raadsleden van de Klundert (overtuigd Orangisten) de stad ontvlucht uit angst. Er was dus geen reguliere autoriteit of politie aanwezig.

In de bitterkoude januari van 1795 bezetten de Fransen en patriotten het hele land. De stadhouder vlucht het land uit, en de revolutie is een feit. Klundert krijgt het zwaar te verduren met de langdurige inkwartiering van veel Franse soldaten. In maart 1795 wordt een gloednieuwe raad en baljuw aangesteld, bestaande uit allemaal overtuigde patriotten. De baljuw Engel Eland is pas net een maand in functie, zonder eerdere ervaring, als hij deze kwestie voorgeschoteld krijgt.

Zo’n incident geeft een bitter kijkje op de tijd van toen.

Nagekomen vondst, een dag later

Toch nog een vervolg gevonden – in de notulen van 9 juli 1795 staat vermeld dat Antonij de Laat nogmaals voor de raad geroepen is op 18 juni en op deze dag. Weer zegt hij dat hij de vader niet kan zijn, en dat hij nooit ‘vleeschelijke conversatie’ met Marijgje Koopmans heeft gehad. Maar dan eindigt het als volgt:

Hij durft het toch niet aan om er een eed op te doen! Is nu een harde conclusie mogelijk? Drie dagen na deze gebeurtenis vindt de doop plaats – toeval, of heeft Marijgje hierop gewacht? De notulen eindigen hier.

Bronnen

Politiegeweld anno 1775

Op 31 mei 1775 gaat de baljuw van Klundert samen met 3 schepenen, waaronder twee stads-chirurgijns, naar het huis van Adriaan Ardon om een onderzoek in te stellen. Adriaan is beschoten door de diender, en ligt nu ernstig ziek te bed. Ik kan al verklappen dat het niet goed afloopt…

Context: justitie in de polders rond Klundert

Op deze plattegrond zie je ten noorden van het stadje Klundert de Groote Polder. Rechts boven Klundert zie je de Korte Weg met enkele huizen aangegeven. Daar woonde Adriaan Ardon. Deze kaart stamt uit 1860, dus let niet op details zoals de spoorlijn, die natuurlijk nog lang niet bestond in 1775.

Het grote gebied van Klundert, Zevenbergen, Moerdijk en Hooge en Lage Zwaluwe hoorde allemaal bij een domein dat prive-bezit was. Aan het hoofd stond een ‘heer’, vandaar dat zo’n domein ook wel een ‘heerlijkheid’ genoemd werd. De heer van dit domein was toevallig de Prins van Oranje, tegelijk ook erf-stadhouder over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1).

De heer was niet zelf aanwezig in zijn domein. De zaken werden behartigd door de zogenaamde Nassause domeinraad, en ter plaatse werd de heer vertegenwoordigd door een rentmeester en een baljuw. Zo’n baljuw trad voornamelijk op als gerechtsofficier: toezicht houden op de rechtsgang en de uitvoer van vonnissen. Je kunt het een beetje vergelijken met een officier van justitie tegenwoordig. Om hem te helpen in zijn werk had een baljuw een of meerdere gerechtsdienaars, ofwel ‘dienders’ in dienst, te vergelijken met de huidige politie-agent. De baljuw zag onder andere toe op stroperij, illegale houtkap en illegaal gebruik van de domeinen, naast andere criminele activiteiten zoals diefstal.

De betrokken personen

Adriaan Ardon was in mei 1757 getrouwd met Adriana de Reus. Tussen 1757 en 1774 kregen ze 8 kinderen, waarvan in 1775 nog 6 kinderen in leven waren. Ze woonden tenminste vanaf 1760 in Klundert.

Coenraad Zuhl, de diender, was recent, januari 1775, getrouwd met Maartje Leijdes in de Klundert. Hij was vroeger soldaat in het lijfregiment van de Prins van Oranje. Op 20 oktober 1773 was hij ingezworen als gerechtsdienaar in Klundert, dus hij had ruim 1,5 jaar ervaring in zijn functie in mei 1775.

Het document: getuigenverklaring van het slachtoffer

In het document, gedateerd 31 mei 1775, staat de verklaring die Adriaan Ardon aflegde bij het huisbezoek van de baljuw en schepenen aan zijn ziekbed. Hij was onlangs in de griend (= vochtig stuk land, vaak buitendijks gelegen aan een rivier) ten noorden van de Groote Polder geweest, en had daar zonder toestemming hout gehakt. Terwijl hij nog bezig was met het hakken, was Coenraad de diender in de griend gekomen, en had op hem geschoten. De diender had hem geraakt, en daardoor had hij wonden aan zijn hoofd en in zijn lichaam.

Jacob Bonte en Ambrosius Mijsbergh, de twee chirurgijns, hebben hem onderzocht. Ze vonden zes kleine verwondingen, waarvan 2 in het hoofd, 3 in de linkerarm en 1 in de lendenen in de buurt van de ruggegraat. De laatste twee regels in de akte zijn onleesbaar gemaakt.

Schouw

Op de volgende pagina van het boek met ‘allerhande acten’ volgt de afloop. Het is een acte getekend 3 juni 1775, die de schouw op het dode lichaam van wijlen Adriaan Ardon op het stadhuis beschrijft. Dat levert geen verrassingen op. De hagelkogel die via de linkerslaap in het hoofd is gedrongen vinden ze terug in de hersens, en ze concluderen dat die de dood veroorzaakt heeft.

Poging tot verzoening

In een ander boek met ‘allerhande acten’ kom je een “Declaratoir en Presentatie tot Zoeninge” tegen: een poging van de schepenen van Klundert om de nabestaanden van Adriaan Ardon, namelijk zijn vrouw Adriana de Reus en hun zes minderjarige kinderen, te verzoenen met Coenraad Zuhl. Dit vindt plaats in december 1775, dus een half jaar na het gebeurde. Om te beginnen beschrijft Coenraad zijn versie van het verhaal.

Coenraad zag dat er hout gehakt was en dat er een persoon de vlucht nam. Hij had de persoon meermaals toegeroepen om te blijven staan, maar de man rende door. Hij had niet kunnen zien wie het was, daarom had hij geschoten met zijn snaphaan “met oogmerk om hem wat hagel in zijn billen te schieten.” Helaas bukte de man net op het moment van het schot. Hij bleef wel doorrennen, en even later herkende Coenraad wie het was. Het was tot zijn “uiterste smerte” dat hij later gehoord had dat Adriaan door het schot was komen te overlijden.

Coenraad had sindsdien meerdere malen geprobeerd om contact te zoeken met de familie en vrienden van Adriaan om zijn spijt te betuigen en om vergiffenis te vragen. Maar dat was allemaal tot nu toe “vrugteloos en te vergeefs” geweest. Hij zou graag tot verzoening komen met de weduwe.

Vervolgens wordt aan de weduwe gevraagd wat ze ervan denkt. Zij verklaart dat haar man voor zijn dood gezegd heeft dat hij de diender had toegeroepen om niet te schieten. Ze kan er niet toe komen om zich met Coenraad te verzoenen, en weigert zelfs om de acte te tekenen. Tien dagen later, op 14 december, doen de schepenen een nieuwe poging tot verzoening, maar de weduwe blijft weigeren.

Gerechtelijke stappen

Als de pogingen tot verzoening met de weduwe niet lukken, komt de baljuw er niet onderuit om Coenraad aan te klagen. Op een speciale vergadering van 9 februari 1776 wordt besloten dat de kwestie “in een land van goede justitie” niet onbestraft kan blijven, en Coenraad Zuhl wordt gedagvaard om te verschijnen voor de rechtbank.

Een detail: er staat ook vermeld dat Coenraad een verzoek tot vergeving heeft ingediend bij de prins van Oranje, de heer van het domein van Klundert, maar dat is niet ingewilligd.

Het voert te ver voor deze blog om het hele beloop uit te zoeken, ook omdat er vaak moeilijk te begrijpen legale termen worden gebruikt. Coenraad verschijnt op een gegeven moment wel, maar ontvlucht daarna uit de gevangenis en verdwijnt. Zijn vrouw levert later nog een geschreven ‘memorie’ in namens haar man.

Er wordt door de schepenen advies ingewonnen van “neutrale rechtsgeleerden”. Als ik het stuk goed begrijp wordt uiteindelijk op 18 juli 1776 besloten dat Coenraad niet gestraft hoeft te worden. Hij moet wel opdraaien voor de gemaakte kosten.

Als iemand hier meer wijs uit kan, hou ik me aanbevolen…

Afloop

En hoe is het afgelopen met de hoofdrolspelers?

De weduwe van Adriaan Ardon trouwt 10 jaar na de gebeurtenis, in 1785, met weduwnaar Pieter Beversluis, en overlijdt in april 1799. Diender Coenraad Zuhl kan ik traceren naar Roosendaal, waar vanaf 1782 meerdere kinderen gedoopt worden. Zijn beroep wordt dan omschreven als ‘ondervorster’, wat ook een soort diender lijkt te zijn. Roosendaal ligt net buiten de Nassause domeinen als ik het goed heb. Hij heeft zijn leven en werk dus weer op kunnen pakken.

Er zijn nog meerdere losse eindjes aan deze kwestie, die interessant zijn om na te speuren. Maar dat past weer niet binnen de opzet van deze blog. Voel je vrij om verder te zoeken, natuurlijk. Bijvoorbeeld in het Nationaal Archief voor de stukken van de Nassause domeinraad. Of in het West-Brabants Archief voor de details van de rechtszaak tegen Coenraad Zuhl. Weet je meer, of heb je correcties, laat het me weten via een reactie hieronder!

Verder lezen

Gebruikte bronnen

Noten

1) Feitje: tegenwoordig is het domein van Klundert geen prive-eigendom meer van de familie van Oranje. Maar de koning voert nog steeds als titel: “Heer van Klundert, Zevenbergen, Hooge en Lage Zwaluwe… (en nog veel meer)”.

Eerste nationale verkiezingen, januari 1796

Verkiezingen zijn tegenwoordig in Nederland heel normaal. Politieke partijen leveren een verkiezingsprogramma en kandidatenlijsten aan, en op het stembiljet kleur je het vakje rood naast de naam van de persoon die je wilt verkiezen. Dat had je allemaal niet bij de allereerste landelijke verkiezingen, in januari 1796. Er waren geen politieke partijen, geen verkiezingsprogramma’s, geen debatten, en geen kandidaten. Hoe ging dat dan?

De context: de Eerste Nationale Vergadering

Begin 1795 had de Bataafse revolutie de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ten einde gebracht. Het land ging verder als Bataafsche Republiek. Het zou een republiek worden naar voorbeeld van Frankrijk, met een gekozen nationaal parlement, de ‘nationale vergadering‘. De voornaamste taak van de eerste Nationale Vergadering was het opstellen van een grondwet. Voor het eerst zouden er nationale verkiezingen gehouden worden. Het duurde echter nog wel een jaar voor die er eindelijk kwamen.

Reglement voor de nationale vergadering

In de tussentijd had men al wel her en der ervaring op gedaan met lokale verkiezingen voor een gemeenteraad of een referendum. Maar hoe dat te extrapoleren naar het hele land? Daarvoor moest er eerst een reglement opgesteld worden. En over zo’n reglement moesten alle provincies en gewesten het eens worden. Over de discussies en perikelen rondom dat reglement is een heel boek te schrijven. Uiteindelijk werd min of meer overeenstemming bereikt, en werden de verkiezingen gepland op 26 januari 1796 (behalve in Zeeland en Friesland, die zich het langst bleven verzetten, daar gebeurde het op 8 en 9 februari).

Het reglement, dat je kunt nalezen op Delpher, beschrijft allerlei details. Het eerste artikel: “het geheele volk zal geteld worden”. Die volkstelling leerde dat er in Nederland 1.880.463 mensen woonden in 1796. Per 15.000 inwoners zou er een vertegenwoordiger in de nationale vergadering plaatsnemen, dus 126 in totaal.

Opening van de Eerste Nationale Vergadering, 1 maart 1796
Opening van de Eerste Nationale Vergadering 1 maart 1796, prent gemaakt door George Kockers

Er staan in het reglement ook allerlei voorschriften over de manier van werken van de Nationale Vergadering. Zo zou het lot bepalen wie waar mocht zitten, en die loting zou elke 14 dagen opnieuw gedaan worden. En ga zo maar door. Maar in de blog van vandaag gaat het over de verkiezingen.

Het document: stembiljet voor de verkiezingen

In elk gebied van 15.000 inwoners moesten er 30 zogenaamde grondvergaderingen georganiseerd worden, dus één grondvergadering per 500 inwoners. Voor die stembijeenkomsten werden alle stemgerechtigden opgeroepen. Je moest man zijn, tenminste 20 jaar oud, tenminste het afgelopen jaar in Nederland een vaste woonplaats hebben gehad, geen strafblad hebben en geen geld van de liefdadigheid ontvangen. Oh, en je mocht ook de volgende verklaring niet weigeren:

Daarmee werd het de tegenstanders van de revolutie moeilijk gemaakt. Op de paar lijsten die ik ingekeken heb in archieven stonden steeds een man of 20-30 per grondvergadering. Per grondvergadering werden 3 mannen aangewezen als ‘stemopnemers’, om de zaak in goede banen te leiden (enige voorwaarde: kunnen lezen en schrijven). Alle details kun je nalezen in het reglement. Het kwam er op neer dat alle stemgerechtigden op een stembiljet de naam invulden van één van de aanwezigen. Deze man zou de ‘kiezer’ worden namens de betreffende grondvergadering. Ook aan een ‘kiezer’ zaten voorwaarden: hij moest natuurlijk stemgerechtigd zijn, tenminste 25 jaar oud, en tenminste de afgelopen 4 jaar in Nederland gewoond hebben. En hij moest de meerderheid van de stemmen van de grondvergadering krijgen: tenminste de helft plus 1. Als niemand de meerderheid haalde, werd er opnieuw gestemd, over de 4 mannen die de meeste stemmen hadden gekregen in de eerste ronde. Als de stemmen dan alsnog stokten, zou het lot bepalen wie de kiezer werd van de grondvergadering…

Stembiljet

Kiezers

De kiezers van alle 30 grondvergaderingen per gebied kwamen de dag na de verkiezingen bij elkaar. Zij kozen een man als representant in de Nationale Vergadering, en twee plaatsvervangers. Deze mochten juist niet één van de aanwezigen zijn. De bedoeling was dat de kiezers iemand kozen waarvan ze dachten dat hij de kwaliteiten had om mee te denken over de inrichting van de nieuwe republiek, en dat hij goed zijn best zou doen. Er waren geen politieke partijen of verkiezingsprogramma’s. Om te gekozen worden als representant (of plaatsvervanger) moest je man zijn, tenminste 30 jaar, en tenminste de afgelopen 4 jaar in Nederland gewoond hebben (tenzij je in ballingschap had moeten leven vanwege de eerdere revolutionaire strijd natuurlijk…). Als je gekozen werd, mocht je eigenlijk niet weigeren. Je moest naar Den Haag verhuizen en aan het werk in de Nationale Vergadering, of je nou wilde of niet.

Dus ja, het waren nationale verkiezingen, maar heel wat anders dan wij tegenwoordig gewend zijn.

Bekentenis: eerlijk gezegd weet ik niet zeker of het getoonde stembiljet ook echt van die eerste landelijke verkiezingen in januari 1796 is. Ik vond het in een mapje in het West-Brabants Archief, met daarin allerlei losse stukken over verkiezingen in 1796-1798. En die werden er nogal wat gehouden in die tijd, onder andere voor de gemeenteraad, de provincie, en allerlei lokale en regionale commissies. Misschien is dit eerder het stembiljet uit 1798? Zag het stembiljet van die eerste landelijke verkiezingen in 1796 er toch net wat anders uit? Ik heb het niet kunnen vinden. Weet jij het wel? Laat het me weten in de reacties hieronder.

Verder lezen

Bronnen van de documenten

Een jongedochter bezwangerd, 1796

Bekentenis Willem Vermeulen 8 mei 1796

Een jonge vrouw die per ongeluk zwanger raakt: het is van alle tijden. Hier een geval uit 1796. Een soldaat bekent dat hij een eerzame dochter bezwangerd heeft. Hij doet schijnbaar zijn best om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Wat schrijft hij in dit briefje, en hoe is het afgelopen?

De context: soldaten in Klundert

De kwestie speelt zich af in de Klundert, een kleine vestingstad die tegenwoordig in Noord-Brabant ligt. In een vestingstad zullen soldaten altijd een normaal onderdeel van het leven zijn geweest. En zeker in die tijd, vlak na de Bataafse Revolutie. Die wordt natuulijk ook de Fluwelen Revolutie genoemd, omdat er zeker in vergelijking met de Franse Revolutie relatief weinig bloed is vergoten. Maar helemaal zonder geweld is het niet verlopen. Onder andere in 1793 en 1794 is er flink gevochten ook bij de Klundert.

Belegering van de Willemstad 1793

Hier een beeld van de belegering van het naburige Willemstad in 1793. Zo moet het er bij de Klundert ook aan toe gegaan zijn. In 1796 was de rust wel weer teruggekeerd. Men sprak inmiddels al van ‘het 2e jaar van de Bataafse Vrijheid’. Maar het nieuwe leger van de Bataafse Republiek bleef paraat, en daarnaast bleven er veel Franse soldaten aanwezig.

Twee militairen van de 7e Halve Brigade van het Bataafse leger

Twee militairen van de infanterie, 7e Halve Brigade van het Bataafse leger

Het document: de bekentenis van soldaat Willem Vermeulen

Het briefje is geschreven door Willem Vermeulen, soldaat in de 7e Halve Brigade (4e compagnie, 3e bataljon). Het is gedateerd 8 mei 1796. Hij bekent dat hij ‘de eerzame dochter’ Lammertje de Heer heeft bezwangerd. Hij wil haar graag in haar eer herstellen, dat wil zeggen, hij zou met haar willen trouwen. Maar daarvoor heeft hij toestemming nodig van zijn superieuren: een soldaat mag niet zomaar trouwen terwijl hij in actieve dienst is. (Een soldaat die al getrouwd is, is niet zo’n probleem: vaak reisden vrouw en zelfs kinderen met het leger mee!). Dit briefje schrijft hij aan het gemeentebestuur van Klundert. De vader van Lammertje leeft niet meer, en hij vraagt het gemeentebestuur om voor haar op te komen in diens plaats.

Spelling was in de 18e eeuw nog niet zo vastgelegd als nu, dus je ziet altijd veel variatie. Maar Willem’s spelling van het woord voor gemeentebestuur dat sinds de revolutie in zwang was gekomen, municipaliteit, vind ik wel erg origineel: ‘menieziepalieteijt‘. Het was ook zo’n nieuw woord dat hij het op school niet geleerd zal hebben.

Brief van het gemeentebestuur van de Klundert

In dezelfde map correspondentie in het West-Brabants Archief (zie bij bronnen) zit ook het concept van de brief die het gemeentebestuur naar aanleiding van deze kwestie naar Willem’s superieuren heeft gestuurd, op 29 mei 1796. De aanhef past mooi bij de revolutionaire tijd: “Medeburgers“! Ze vragen om Willem verlof te geven om met Lammertje te trouwen. “Wij hebben vernomen dat die twee persoonen zeer op elkanderen gezet zijn.” Ze prijzen ook nog het “braaf gedrag” van het detachement in de stad, en van deze soldaat in het bijzonder. “En wij verwagten dat uwlieder menschlievenheid en menschenkennis wel alles hier omtrent zullen toestaan wat mogelijk is of kan gemaakt worden.”

Afloop

Via de website wiewaswie is snel op te zoeken hoe de zwangerschap afgelopen is. Lammertje de Heer was zelf gedoopt in Klundert op 27 december 1778, en dus 17 jaar oud tijdens haar zwangerschap. En in datzelfde doopregister staat op 7 augustus 1796 de doop van haar zoon : Willem Cornelis. “Volgens opgaav der moeder geboren den 15 July 1796 in onegt soo als de moeder segt.” Als vader staat vermeld Willem Vermeulen, “soldaat in het 3e bataljon van de 7e Halve brigade onder de vierde compagnie in dienst van desen lande.”

Doopakte van Willem Cornelis Vermeulen, 7 augustus 1796

Gelukkig is de zwangerschap dus goed afgelopen voor moeder en zoon. Maar dat wil zeggen dat de zwangerschap in mei 1796 al ver gevorderd moet zijn geweest. En dat het huwelijk niet door is gegaan. Waarom niet? Ik heb geen verdere correspondentie kunnen vinden. Ik wil nog een keer terug naar het West-Brabants Archief om de notulen van het gemeentebestuur uit die tijd door te lezen – maar dat moet wachten tot na de corona-lockdown. Ook na de bevalling is Lammertje de Heer niet getrouwd: in 1810 krijgt ze, nog steeds ongetrouwd, een dochter, dit keer zonder opgave van de naam van de vader. Ze overlijdt in oktober 1811 op 32-jarige leeftijd.

Het is me niet goed gelukt om verdere informatie over de soldaat Willem Vermeulen te vinden, ondanks alle mogelijkheden om (online) de stamboeken van het Bataafse Leger te doorzoeken via het Nationaal Archief. De naam is veel te doorsnee: er staan maar liefst 3 mannen onder die naam vermeld in de stamboeken. Misschien is het de Willem Vermeulen die in 1799 op 47-jarige leeftijd nog eens bijtekende voor 6 jaar, in ieder geval in het 3e bataljon? Deze Willem staat geregistreerd als een ‘Roomse’ zilversmid, afkomstig uit Rotterdam, met blond haar en blauwe ogen. Maar het blijft gissen voor me.

En zou het dezelfde Willem Vermeulen zijn die op de website van Peter Koning vermeld wordt? Op die webpagina staat dat in het doopregister van Deventer op 6 november 1800 ook een onecht kind wordt vermeld van een Willem Vermeulen, soldaat in de 7e Halve Brigade. Helaas is dat doopregister nog niet online in te zien voor zover ik kan vinden. Dus ook het Stadsarchief Deventer staat op mijn lijstje om te bezoeken als de coronamaatregelen dat straks toelaten.

Met een beetje geluk en vasthoudend zoeken heb ik wel gevonden hoe het afgelopen is met de zoon van Lammertje en Willem. Deze zoon Willem Vermeulen is in de voetsporen getreden van zijn vader: hij was fuselier in het 1e bataljon, 5e regiment infanterie, toen hij op 17-jarige leeftijd [? dat moet eigenlijk 18 jaar zijn] overleed in het militair ziekenhuis in de Korte Zijlstraat in Haarlem, op 25 november 1814.

Overlijdensregister Willem Vermeulen 1814

Weet je meer van deze personen? Ken je beter de weg in de militaire stamboeken? Ik hoor graag meer, laat een reactie achter.

Verder lezen

Bronnen

Photo pregnant woman by Arteida MjESHTRI on Unsplash

Klapperlieden in Arnhem, 1727

Voorblad pamflet klapperlieden in Arnhem 1727

Ook in de 18e eeuw probeerde het gemeentebestuur te zorgen voor de veiligheid van haar burgers. Er werden mannen aangesteld om ’s nachts de ronde te doen in de straten: de klapperlieden, of kleppermannen. De boa’s van de 18e eeuw.

De context: de klepperman

De klepperman of klapperman werd aangesteld om ’s nachts de ronde te doen door de straten. Hij riep ieder uur de tijd om, bij het klappen van de klepper. Maar vooral was het zijn taak om problemen voor te zijn. Hij controleerde of de straatlantaarns werkten, en of iedereen die op straat liep ’s nachts zelf ook een lantaarn bij zich had. Dat was verplicht. Dieven en ander gespuis kon hij aanhouden en naar de wacht op het raadhuis brengen. En bij brand sloeg hij alarm en hielp de brandweer bij het blussen. In steden waren meestal meerdere klapperlieden in dienst, die ieder hun eigen ronde liepen. Door luid met de klepper te klepperen konden ze alarm slaan en de andere klapperlieden, de wachters, de brandweer en de rest van de burgers te hulp roepen. Het salaris van de klepperman werd bijeengebracht door een speciale belasting onder de bevolking van de gemeente: het klappergeld.

Klepperman met zijn klep, Amerongen, rond 1920. Foto uit filmfragment van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
Klepperman in Amerongen rond 1920, still uit film van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Voor zover ik kan vinden in een snelle zoektocht online stammen de eerste vermeldingen van kleppermannen uit de 17e eeuw, en waren de laatste kleppermannen in functie in de jaren ’20 van de 20ste eeuw. Er is een mooi film-fragment van een klepperman in Amerongen, in 1920 (het fragment gaat nog door na het beeld van de wegrennende jongens). In scene gezet, want hij liep normaal gesproken natuurlijk alleen ’s nachts langs de straten. En helaas zonder geluid, dus je hoort niet het klappen. Maar ik kan me zo voorstellen dat de klapperlieden in Arnhem in 1727 er niet veel anders bijliepen.

Het document: instructie voor de klapperlieden binnen de stad Arnhem 1727

In dit pamflet (zie in de bijlage de complete tekst) staan alles instructies voor de acht klapperlieden aangesteld door de gemeente Arnhem in 1727, uiteengezet in 23 artikelen. Het uur waarop hun werk begint en eindigt, in de verschillende jaargetijden. Hun gage: 120 gulden per jaar, plus elke 3 jaar kleding ‘als vanouds’. En ze moesten vooral ‘nuchter en onbeschonken’ zijn.

Artikel III uit het pamflet Instructies Klapperlieden

Hun taken staan goed omschreven: hoe vaak ze moeten klepperen en waar ze allemaal op moeten letten. Plus instructies wat ze moeten doen als ze verdachte personen zien. Bij kleine baldadigheden als schreeuwen, of als iemand geen licht bij zich heeft, mogen ze volstaan met een waarschuwing geven, en de volgende ochtend de naam van de persoon aangeven bij de burgemeester (blijkbaar was de stad nog klein genoeg dat een beetje klepperman de meeste mensen van naam kende). Maar als het gaat om dieven of bijvoorbeeld personen die ‘ijzer of houtwerk van de goten wringen’, dan mochten ze dat vooral niet oogluikend toestaan: zulke personen moesten gelijk opgepakt worden en naar de wacht in het raadhuis gebracht worden. Nog een taak waar ze zich nuttig bij konden maken: als het vroor, moesten ze ’s nachts regelmatig de publieke pompen gebruiken, zodat die zo lang mogelijk niet dicht vroren.

Artikel V pamflet instructies klapperlieden

Ze mochten geen klompen of schoenen met houten zolen dragen – vanwege het lawaai, en ook omdat hen dat te langzaam zou maken om een dief achterna te zitten. Dat klepperen ieder uur, plus het omroepen van de tijd, zal niet iedereen prettig gevonden hebben voor een goede nachtrust. In het 4e artikel staat expliciet gemeld dat een klepperman geen straat zomaar mag overslaan, ook niet op een verzoek van een bewoner, ‘’t zy op voorwendzel van ziekte of anders’, tenzij de burgemeester daar toestemming voor geeft.

Trouwregister 1727 Jan van Munster en Evertje Mellegers
Trouwregister 1736 Henrik Witvelt en Maria van Kreel

En wat het helemaal tot leven wekt: er staan meerdere namen vermeld in het document. De binnenstad van Arnhem werd verdeeld in vier kwartieren, en er worden twee klapperlieden toegewezen aan ieder kwartier. Ook staan er namen van eigenaren van huizen in Arnhem, als aanduiding van de route. Ik heb de namen onder aan deze blog uitgetypt, in de hoop dat iemand die zijn voorouder googlet zomaar hier terecht komt en het document vindt. Bij een snelle zoektocht heb ik ook twee van de namen gevonden via wiewaswie.nl – maar pin me hier niet op vast. Er is een Jan van Munster die in oktober 1727 in Arnhem trouwt met Evertje Mellegers, en werd begraven in 1746. En een Hendrik Witvelt die voor de tweede keer (als weduwnaar van Maria van Gulik) trouwt met Maria van Kreel in 1736, en sterft in 1758. Om echt te bewijzen dat deze mannen de klapperlieden waren is wel wat meer werk nodig, denk ik. Maar dat is niet de bedoeling van deze blog.

Detail uit plattegrond van Arnhem door Hattinga 1751

En dan nog: waar liepen de klapperlieden nou precies? Het staat van straat tot straat beschreven. Ook hier voert het te ver voor mij hier om het helemaal uit te zoeken. Maar om even bij Jan Munster en Hendrik Witvelt te blijven: zij liepen door het noordelijke deel van de stad. Ze startten aan ‘het Land van de Markt’ (de blauwe ruit), kwamen onder andere op de St Jans Plaats (groene ruit) en eindigden aan de Velperpoort (oranje ruit). Hierboven op de prachtige plattegrond van Hattinga uit 1751, hieronder op een moderne plattegrond van stadindex.nl.

Moderne plattegrond Arnhem van Stadindex

Zoals hoort bij een interessant stuk roept het nog veel meer vragen op. Heb jij meer informatie over deze personen? Ken je Arnhem goed en kun je beter wijs uit de omschreven rondes? Of weet je bijvoorbeeld wat er bedoeld wordt met de ‘bijslag’ van de kuiper, of met ‘pierenzoekers’ (zie artikel VII)? Ik hoor het erg graag. Laat een reactie achter onder aan deze pagina!

Genoemde klapperlieden in Arnhem 1727
  • Willem van Heusden
  • Ruth Tuysman
  • Hendrik Martens
  • Anthony Blaauw
  • Jan Munster
  • Hendrik Witvelt
  • Erasmus ten Westen
  • Evert Nes
Andere namen in het document:
  • kuiper Hermannus van Renssen (in de Broerenstraat)
  • Burgemeester Spoltman (in de Vijselstraat)
  • Abraham Dankfoort (hoek Broerestraat)
  • Beekhuysen (op den Grooten Oort)
  • Bolk (op den Grooten Oort)
  • Gerhardus Terhoeven (aan het Land van de Markt)
  • Jacob Zurich (voorheen eigenaar pothuis op de Markt)
  • Jan van Tongeren (nu eigenaar van het pothuis)
  • Engelb. opten Noorth, secretaris

Het gehele document

Voor inzage van het hele document, en een transcriptie van de tekst – zie de bijlage bij deze blog.

Verder lezen

Bronnen