Michiel Michels – tabaksplanter, kurassier, koetsier, bode

Zoals beloofd pluis ik dit keer het leven uit van een van de mannen in het stamboek van het 1e regiment kurassiers: Michiel Michels. Het was een uitdaging aan mezelf: hoeveel kan ik terug vinden van een ‘gewoon’ persoon, zonder aristocratische wortels of rijkdom, als ik uitga van een naam en geboortedatum. Ik heb hem vrij willekeurig uitgekozen, en heb vrijwel alleen gezocht via wiewaswie.nl. Daarmee komt al genoeg van zijn leven naar voren voor een boeiende roman of speelfilm, zelfs als er niet zoveel details te vinden zijn als van de beruchte Jan la Pro.

Document

Het stamboek van het 1e regiment Kurassiers is terug te vinden op de website van het Nationaal Archief. Onder nummer 3772 vinden we Michiel Michels, geboren in Huissen.

Bij zijn aankomst bij het korps is hij 19 jaar oud, en 1 el 7 palmen 3 duimen 3 strepen lang (ik geloof dat dit neerkomt op zo’n 1,73m, maar daar kan ik naast zitten). Hij heeft blauwe ogen en bruin haar, met een rond gezicht.

Michiel is ingeloot onder nummer 55 (de laagste nummers werden opgeroepen) voor de Nationale Militie van 5 jaar. Hij wordt automatisch ingedeeld bij de infanterie. Maar binnen twee weken wordt hij overgeplaatst naar de 1e afdeling kurassiers.

Michiel’s jeugd in de Over-Betuwe

Eerst even terug naar Michiel’s afkomst. Michiel wordt op 16 juli 1812 geboren als oudste zoon van Gijsbertus (Bart) Michels en Wilhelmina Derksen in het gehucht Malburgen bij Huissen, onder Arnhem in de Over-Betuwe. Drie maanden na huwelijk van zijn ouders om precies te zijn, maar dat was niet heel ongebruikelijk in die tijd. Er volgen nog twee dochters en twee zoons. Het gezin is Rooms-Katholiek.

Een paar jaar later verhuist het gezin naar Driel bij Heteren. Vader Bart Michels klimt op van dagloner via boerenknecht tot tabaksplanter.

Ik wist het niet, maar de Betuwe stond tot begin 20ste eeuw bekend om de tabaksteelt. Dit zijn vaak kleine boerenbedrijven. Alleen al in de gemeente Heteren werken 147 kleine tabaksplanters. Michiel zal in zijn jonge jaren ook meegewerkt hebben bij het plukken, klaarmaken en drogen van de tabaksplanten. Zijn twee jongere broers en een zus blijven hun leven lang in de Betuwe als tabaksplanters in Driel en Elst. Zo zou je je zelfs nog kunnen voorstellen dat de oudere man op de foto uit 1912 een zoon van een van Michiel’s broers is.

Maar Michiel’s leven loopt anders.

Diensttijd in oorlog

Tafereel uit de Tiendaagse Veldtocht tegen de in opstand gekomen Belgen, augustus 1831, door Wouter Verschuur. Meerdere kurassiers te paard te herkennen, inclusief stijve stevels.

Zoals boven vermeld wordt hij maart 1831, op 18-jarige leeftijd, ingeloot bij de Nationale Militie. Van 1831 tot 1834 maakt hij deel uit van het mobiele leger dat in het zuiden actief is tijdens de opstand van België. Ook maakt hij de 10-daagse veldtocht in augustus 1831 mee.

Ik kan niet helemaal traceren waar hij en zijn regiment zich in die tijd bevonden. Dit bericht uit de Arnhemsche Courant van 16 augustus 1831 geeft een beschrijving van de acties van een troep Nederlandse kurassiers bij het dorp Rummen (ten westen van Hasselt) – “gij ziet, dat het geen slag was, maar iets, dat nog erger is” (maar het is een beschrijving door de tegenpartij natuurlijk):

Alle soldaten die deelgenomen hadden aan de Tiendaagse Veldtocht kregen later een onderscheiding: het Metalen Kruis, een herinneringsmedaille vervaardigd uit 3 buitgemaakte, bronzen kanonnen van het Belgische leger. Michiel ontvangt het Metalen Kruis op 13 juli 1832.

De slag bij Bautersem, 12 augustus 1831, gedurende de Tiendaagse Veldtocht, door Nicolaas Pieneman. Een kurassier is in het midden te herkennen aan zijn helm.

Terug in het civiele leven

Als Michiel op 27 november 1836, na ruim 5 jaar in dienst, met groot verlof gaat en terugkeert naar zijn ouders stel ik me zo voor dat hij niet meer kan aarden op de kleine tabaksboerderij in Driel. Zijn familie heeft waarschijnlijk nooit een voet gezet buiten het land tussen Rijn en Waal. Zijn zus Hendrina, 4 jaar jonger dan hij, is in augustus 1831 overleden op 15-jarige leeftijd, toen ze als dienstmeisje werkte in het dorp. En wie weet wat Michiel aan oorlogstrauma’s heeft meegenomen.

Als ik hem in 1838 weer kan traceren, dan 26 jaar oud, werkt hij in Arnhem als koetsier. Hij trouwt met de 38-jarige Gerritje Jansen. Zij is Nederlands Hervormd, geboren in Oosterbeek, en werkt als dienstbode. Haar vader was boer en herbergier. Michiel heeft voor dat huwelijk trouwens nog steeds de toestemming nodig van de commandant van de kurassiers, want officieel is hij alleen nog op ‘groot verlof’. Pas op 15 september 1839 wordt hem ontslag uit dienst verleend.

Bode bij de provincie in Assen

Op 10 april 1840 verhuist Michiel naar Assen met zijn echtgenote en hun baby, zoon Gijsbert, van nog geen jaar oud. Ze wonen eerst in een huis aan de Brink in Assen, en later in de Kruisstraat. Ze zijn naar Assen verhuisd omdat Michiel werk heeft gekregen als bode en concierge voor het provinciaal bestuur van Drenthe.

Het voormalig kloostergebouw aan de Brink te Assen dat dienst deed als gouvernementsgebouw; foto uit 1881.

Er volgen nog een zoon (Willem, 1841) en dochter (Arnolda, 1843), maar zij worden niet ouder dan 1-2 jaar. In 1849 overlijdt Gerritje en Michiel blijft achter met zijn 10-jarige zoon Gijsbert. Drie jaar later trouwt weduwnaar Michiel met Helena Catharina de Mulder (1811-1895), dochter van katholieke logementhouders uit Groningen.

Michiel blijft de rest van zijn leven werken als bode bij de provincie. Hij overlijdt op 1 januari 1861, op 48-jarige leeftijd. De oorzaak staat niet vermeld.

Twee onopgeloste kwesties en mijn verbeelding

Er zijn nog minstens twee onopgeloste bevindingen in het leven van Michiel Michels die me nieuwsgierig maken.

Ten eerste is er een stiefdochter, Johanna Wilhelmina. Zij duikt plotseling op in Assen in 1845, als ze 18 jaar oud is, en komt bij het gezin wonen.

Zij is geboren op 13 maart 1827 in Oosterbeek, als dochter van de ongehuwde Gerritje Jansen. De aangifte bij de burgerlijke stand wordt gedaan door de vroedvrouw. Er wordt geen vader opgegeven. Gerritje’s vader Willem en haar halfbroer Evert de Geest zijn aanwezig bij de aangifte. Het was dus geen geheim voor de familie.

We kunnen alleen maar speculeren over waar Johanna de eerste 18 jaar van haar leven heeft doorgebracht.

(Misschien is ze ondergebracht in het gezin van Evert de Geest – daar is in januari 1827 net een tweede dochter geboren, die ook Johanna Wilhelmina genoemd is. In dat boerengezin in Oosterbeek worden daarna nog 3 zoons geboren. Maken we er in onze verbeelding een gelukkige jeugd van? of was het ongelukkig, werd ze altijd anders behandeld dan de eigen kinderen, en hoorde ze pas toen ze 18 jaar was wie haar echte moeder was?)

Acte van aangifte van Johanna Wilhelmina, 28 november 1845 in het geboorteregister van Assen; met originele handtekeningen van Michiel Michels en Gerritje Jansen (die zelf haar naam hier trouwens met 2 s-en schrijft).

In 1845 gaan Michiel en Gerritje naar het stadhuis in Assen om Johanna Wilhelmina aan te geven in het geboorteregister, als 18-jarige. Dat is de eerste keer dat ik zoiets aangetroffen heb. Ik denk dat ze (onterecht?) dachten dat ze haar daarmee officieel adopteerden. In 1847 wordt de officiele erkenning van Johanna Wilhelmina als dochter bijgeschreven in het huwelijksregister bij het huwelijk uit 1838*.

(Het lijkt uitgesloten dat Michiel Michels de echte vader is – hij was pas 15 jaar in 1827, en het lijkt me sterk dat destijds in het tabaksplantersgezin geld was voor een dienstbode aan huis, en dan een geheime relatie met de zoon des huizes. Ook staat er in de acte uit 1845 expliciet dat het gaat om een kind van Gerritje, zonder vermelding van de vader).

Zoon Gijsbert

En dan nog Michiel’s zoon Gijsbert. Hij overlijdt ook al tragisch jong, in 1862 op 22-jarige leeftijd. Hij is dan aan het werk als klerk bij de griffie van het provinciaal bestuur van Drenthe in Assen. Dat wijst er denk ik op dat hij in ieder geval een goede scholing heeft gehad. Hij overlijdt in een huis in de Heerestraat in Groningen, waar de moeder van zijn stiefmoeder Helena de Mulder woont. Het lijkt er dus op dat Helena de Mulder na de dood van Michiel weer bij haar moeder is ingetrokken in Groningen, en dat Gijsbert daar op bezoek is. Misschien wel om de feestdagen samen te vieren.

Ik kan zijn officiele geboorteregistratie niet vinden. Maar in het bevolkingsregister van Assen wordt zijn geboortedatum aangegeven als 5 mei 1839. En als geboorteplaats: ’t Loo, gemeente Apeldoorn.

Paleis het Loo, 1828

Wat deed Michiel Michels in 1839 in ’t Loo?

En is het niet heel toevallig dat Gijsbert ook op 1 januari overlijdt, precies een jaar na zijn vader?

(Mijn schrijversfantasie vult aan: Michiel is met een post-traumatische stress-stoornis uit de oorlog gekomen. Daar is destijds natuurlijk geen naam voor. Hij weet zijn leven redelijk op de rails te houden. De baan bij de provincie Drenthe heeft hij te danken aan een strijdmakker uit zijn diensttijd. Michiel is niet makkelijk om mee te leven, zeker niet na de dood van twee van zijn kinderen en zijn vrouw, en daarna ook nog stiefdochter Johanna. Hij pleegt op 1 januari 1861 zelfmoord.

Zoon Gijsbert heeft een moeilijke jeugd gehad met een zwijgzame vader, en het overlijden van zijn moeder als hij 10 jaar is. Hij is het die zijn vader dood aantreft op 1 januari 1861. Zijn stiefmoeder heeft hem eind 1861 uitgenodigd in Groningen, omdat ze niet wil dat hij alleen is in die donkere dagen. Op de verjaardag van de zelfmoord van zijn vader maakt Gijsbert zelf ook een einde aan zijn leven. Maar dat is allemaal alleen mijn verbeelding – er zijn vele andere verklaringen te verzinnen).

Conclusie

Missie geslaagd. Met alleen een online zoektocht heb je kans dat je al heel wat te weten komt over een willekeurige persoon uit de geschiedenis. Niet altijd – als iemand een veelvoorkomende naam heeft, of als iemand geen kinderen krijgt of ongetrouwd blijft wordt het al veel moeilijker.

Zo weten we wat meer over een van de kurassiers van het Nederlandse leger ten tijde van de Belgische opstand.

Bronnen afbeeldingen

*) Johanna Wilhelmina trouwt in 1848 met Isebrant Buirema, een koekbakker uit Groningen. Ze krijgen een dochter, Geziena, in 1850. Johanna Wilhelmina overlijdt op 9 april 1851, 24 jaar oud. Isebrant verhuist naar Amsterdam. Hun dochter lijkt niet ouder dan een jaar of 10 geworden te zijn, en verdwijnt dan uit de geschiedenis.

De stijve stevels van de kurassier

Stijve stevels hebben maar weinig voordelen, en veel nadelen. De schrijver pleit in 1832 voor het afschaffen van de stevels voor de kurassiers. Waar gaat dat nou weer over?

Document

Het 4e nummer van de 1e jaargang van het militaire blad ‘De Militaire Spectator’ uit maart 1832 staat voornamelijk vol van een beschouwing over de Tiendaagse Veldtocht tussen Nederland en Belgie in 1830, en de inname van Warschau door de Russen in 1831. Maar het blaadje van 8 pagina’s eindigt met meer dan een pagina voor een ingezonden stuk over het uniform van de kurassiers. Meer in het bijzonder de ‘stijve stevels’.

Kurassier van het 2e regiment Kurassiers van het Nederlandse leger, omstreeks 1826. Door Jean-Baptiste Madou

De kurassiers waren een speciaal onderdeel van de cavallerie. Een metalen borstplaat (= kuras) en een metalen helm maakten deel uit van hun uniform. Dit bood bescherming tegen kogels in een gevecht.

Daarnaast droegen ze stijve stevels. Dit waren lange, stijve rijlaarzen. Zoals de anonieme schrijver het beschrijft in zijn brief bieden ze bescherming voor de voeten, onderbenen en knieen. Maar handig of comfortabel waren ze niet. Na een lange tijd te paard zwollen de voeten van een kavallerist vaak op, en het kwam regelmatig voor dat het onmogelijk was de stevels uit te trekken. Wie het al gelukt om ze uit te trekken, kan ze niet weer aankrijgen. En als het niet lukt, moeten ze los gesneden worden.

Ook waren ze erg onhandig bij de andere taken van de soldaten, als ze te voet moesten gaan. Het lijkt me dat de schrijver uit persoonlijke ervaring spreekt als hij doorgaat over de effecten van regen, zon en sneeuw:

Op de mooie plaat hieronder zie je een kurassier die zijn stevels aan weerszijden van zijn paard gehangen heeft. De tekenaar (WC Staring, 1847-1916) heeft op het blad ook een citaat uit het stuk van de Militaire Spectator geschreven. Zo ben ik er op gekomen.

Kurassier van het 2e regiment Kurassiers, omtrent 1830 – tekening door Willem Constantijn Staring.

De schrijver pleit ervoor om de stevels te vervangen door een ander soort rijlaarzen. Ik ben benieuwd hoe lang de kurassiers nog stijve stevels gedragen hebben…

Stamboeken

Als je meer wilt weten over mannen die als kurassier dienst gedaan hebben kun je de stamboeken raadplegen in het Nationaal Archief. Dat kan tegenwoordig allemaal digitaal, al zijn ze nog niet allemaal goed doorzoekbaar gemaakt. In een stamboek kun je precies lezen wanneer iemand in dienst gekomen is, waar hij gevochten heeft of gelegerd is geweest en wanneer hij weer uit dienst gegaan is. Soms ook lees je meer over bestraffing ivm vergrijpen zoals desertie of diefstal.

Volgende keer in deze blog zal ik het leven van een willekeurige kurassier uitpluizen: Michiel Michels, die van 1831 tot 1836 diende in het 1e regiment kurassiers. Hij zal dus kuras, helm en stijve stevels gedragen hebben.

Bronnen

Het latere leven van Jan La Pro

In eerdere blogs heb ik wat verteld over deze flamboyante man, geboren in 1731. Onder andere zijn wilde tienerjaren, zijn tijd bij de VOC op Java en de tot slaaf gemaakte vrouwen die hij uiteindelijk de vrijheid geeft. We weten al dat hij eind 1774 terugkeerde naar Nederland. Met het toenemend aantal bronnen dat online doorzoekbaar is kun je nog meer sporen terug vinden in latere jaren. Het is niet mijn ambitie om een hele biografie te schrijven. Hier alleen een aantal glimpsen: in zijn financien (van steenrijk naar straatarm), zijn huwelijk met een jonge, mooie Duitse actrice, en zijn rol in de Bataafse Revolutie.

Eerste periode na terugkeer

Jan La Pro keert schatrijk terug naar Nederland eind 1774. Daar koopt hij het huis Duinwijck in Wijk aan Duin, gebouwd in 1648. Dit is een landgoed met een herenhuis, koetshuis, stalling, tuinmanswoning en “verdere getimmerte”. (Geen afbeelding van kunnen vinden helaas).

In Amsterdamse notariele akten zijn verschillende grote leningen (obligaties) te vinden die La Pro geeft aan mannen die op het punt staan om naar Oost-Indie te vertrekken, in 1774-1775.

Logement Rondeel, foto uit 1861, beeldbank Archief Amsterdam

In oktober 1775 verblijft Jan La Pro in het logement Het Rondeel aan de Doelenstraat in Amsterdam, wat later het chique hotel L’Europe zal worden. Dat weten we omdat hij op 4 oktober 1775 de Amsterdamse notaris Cornelis van Homrigh bezoekt, die dat vermeldt in zijn akten. Hij laat onder andere een akte opstellen over de vrijlating van de tot slaaf gemaakte vrouwen (zie eerder blogverhaal). Ook laat hij diezelfde dag een officieel protest opstellen tegen zijn zus en zwager.

Onenigheid in de familie

Jan’s zus Johanna la Pro en diens man Frederik van de Wall waren gemachtigd om uit zijn naam op te treden tijdens zijn afwezigheid op Java. Maar zij hebben ‘geen de minste rekening of verantwoording’ gedaan, ook niet van de afhandeling van de nalatenschap van zijn ouders.

Dit protest lijkt het gewenste effect te hebben. Er zijn meerdere akten terug te vinden waarin de zus en zwager hem verschillende zaken verkopen in oktober en november 1775. Ik neem aan tegen een schappelijke prijs ter voldoening van het uitstaande geld. Onder andere een glasblazerij Padang te Nijkerk, een huis in de stad Alkmaar en een damloperschip, gevaren door schipper Barend Kok. (Al deze spullen verkoopt hij trouwens alweer in 1776, inclusief het huis Duinwijck, tegen verlies).

Op 15 december 1775 verschijnen de drie gezamenlijk voor dezelfde Amsterdamse notaris om officieel vast te leggen dat de erfenis van hun moeder nu helemaal afgehandeld is, tot ieders tevredenheid.

Vrouw en kinderen

Op 6 augustus 1776 duikt de naam La Pro (geschreven Lapro, een veelvoorkomende variatie) op in de Groninger courant (en later in ook andere kranten):

De ‘schatrijke heer Lapro, gewezen opperkoopman en resident van de Hollandsche Oostindische Compagnie’ heeft een jonge mooie actrice ten huwelijk gevraagd. Hoe meer cliché wil je het hebben!

Een jongedame in opera-kostuum van 2e helft 18e eeuw; gravure door Jean-Baptiste Martin

Op zoek naar meer informatie over deze jonge actrice, Margaretha Haverkamp, in de kranten vind ik alleen nog het volgende, in de ‘Courier du Bas-Rhin’ uit 1775:

Vrij vertaald: de juffrouw Haverkamp, jonge actrice van 18 jaar oud, wier ontroerende stem nog verder wordt versterkt door de gratie van het meest beminnelijke gezicht, speelde de hoofdrol in een opéra-comique met alle expressie, alle interesse die je maar kunt wensen. Ze heeft een groot applaus gekregen voor haar optreden.

Een zoektocht via Familysearch.org in de archieven van de Mormonen levert de registratie van het huwelijk in 1777:

Jean La Pro en mejuffrouw Anna Maria Margareta Haverkamp, 20 mei 1777, in Cleve. Ook vermeld wordt de naam Louise Henriette Adelaide – dit lijkt hun eerste dochter. Ik vermoed dat ze haar erkennen bij het huwelijk, dus dat ze al voor het huwelijk geboren is?

De kinderen die te traceren zijn:

  • Louise Henriette Adelaide La Pro, geboren in Cleve (zie later).
  • Henrij Louis Francois La Pro, geboren 22-5-1778 in Cleve, overleden 15-1-1787 te Amsterdam.
  • Abraham Josias Jan La Pro; in 1798 postmeester bij het comite tot de Oost-Indische Handel**, in 1807 overleden en begraven in de Waalse Kerk te Amsterdam
  • Angelique Julie Adelaide La Pro; overleden 14-1-1788, begraven in de Waalse Kerk te Amsterdam.

Achteruitgang van de financien

Jan La Pro heeft tenminste een deel van zijn financien geregeld bij de firma Doornik & Brandt, van Daniel Doornik en Christoffel Brandt in Amsterdam. Tijdens zijn verblijf in Duitsland is Christoffel Brandt gemachtigd om namens hem op te treden in Amsterdam*.

In 1779 wordt duidelijk dat Jan La Pro inmiddels een grote schuld heeft uitstaan bij deze firma: bijna 36.000 gulden (in een tijd waarin je voor 6000 gulden een groot huis in Alkmaar kon kopen). Hij verklaart dat hij niet in staat is om deze schuld te voldoen. Er wordt genoegen genomen met een som van 5902 rijksdaalders die Jan La Pro nog te vorderen heeft op twee zakenpartners in Batavia.

Korte Dijkstraat Amsterdam, met zicht op de brug over de Krom Boomsloot en de Dijkstraat op de achtergrond, begin 20e eeuw (tekenaar: Louis Landré (1875-1952)).

In de jaren 80 van de 18e eeuw woont La Pro blijkbaar weer in Amsterdam, aangezien twee van zijn kinderen daar overlijden. In het begrafenisregister wordt als hun adres opgegeven: de Dijkstraat bij de Burg. Met zelfs een aantekening: ‘tussen 13&14 en bovenop’, dus waarschijnlijk werden een paar kamers gehuurd. Dat is wel heel wat anders dan een groot herenhuis of sjiek logement.

In 1788 gaat Jan La Pro een compagnieschap aan met Timotheus van Harrevelt, een boekverkoper in de Kalverstraat. Van Harrevelt brengt de boeken in (ter waarde van 34.441 gulden***), Jan La Pro belooft 6000 gulden. Zou hij dat geld nog gehad hebben, of was het bluf? Nog in 1790 is La Pro in ieder geval te vinden in de zaak van Van Harrevelt. En een paar jaar later is zijn rol in de boekhandel nog onderwerp van politieke spot (zie hieronder).

Patriot

Het is een onrustige tijd, vanaf de jaren ’80 van de 18e eeuw, zeker ook in Amsterdam. De patriotten komen in opstand komen tegen de zittende regenten en de prins van Oranje als stadhouder. Hun opstand wordt in 1787 onderdrukt door de Pruisen. Welke rol Jan La Pro in die tijd gespeeld heeft weet ik niet. Maar in 1794 en 1795, in de directe aanloop naar de Bataafse Revolutie, vinden we hem terug.

Gevechten in Amsterdam in 1787

Hij is commissaris van een van de patriottische leesgezelschappen in de stad (gezelschap B), en hij wordt in het geheim actief in het Amsterdamse Comité Revolutionair. Cafe de Burg in de Dijkstraat, waar La Pro blijkbaar vlakbij woont, wordt een van de centrale ontmoetingsplekken. Het voert te ver om hier de hele revolutie en perikelen uit te leggen. In ieder geval is Jan La Pro erbij als afgevaardigden uit het Revolutionair Comite in oktober 1794 een petitie aanbieden aan het stadsbestuur van Amsterdam. Ze eisen onder andere dat er geen Engelse soldaten in de stad gelegerd zullen worden. Het Franse leger heeft Den Bosch op dat moment al ingenomen, en de berichten zijn dat zij, samen met een leger van Nederlandse patriotten, binnen een paar dagen voor de poorten van Amsterdam zullen staan.

De opmars verloopt echter minder voorspoedig dan gedacht. Het Amsterdamse bestuur besluit hard in te grijpen. De aanbieders van de petitie worden een paar dagen later gedagvaard voor de rechtbank. Jan La Pro weet op tijd te vluchten of onder te duiken. Een aantal van zijn metgezellen uit het comité die zich wel melden worden veroordeeld en gevangen gezet. Het Amsterdamse garnizoen valt het cafe de Burg binnen op zoek naar oproerkraaiers en verborgen munitie.

Trouwens: in een verbaal uit oktober 1794 geeft Jan La Pro zijn adres in Amsterdam als Wildemansgracht, ‘boven den stal van de heer van Zuylen‘. Die gracht heb ik nergens terug kunnen vinden. Mogelijk heeft hij een nepadres opgegeven? Of kent iemand die gracht?

Politieke spot

In de tijd van de revolutie verschenen er heel wat pamfletten van beide zijden. Daarbij werden de tegenstanders zwart gemaakt. Jan La Pro is daarin ook te vinden.

In een pamflet geschreven eind 1794 door oranje-aanhangers, over de aanbieders van de Patriottische petitie in Amsterdam (oktober 1794, zie hierboven):

En gij, mijn Heer Lapro! zyt gy niet ten uitersten verwonderd, dat de Heer Staphorst zich met u gelyk steld, daar gy zo kaal als de mieren zyt; en dat nog niet eens, maar het is de geheele waereld bekend, dat gy een slegte Vent zyt. Ik moet waarlyk lagchen over zulk een fraaije gedeputeerde, die nog pas drie jaaren geleeden, als jongen in de Winkel van Harrevelt agter de toonbank stond, en ’s morgens de schoenen en gespens van die Heer moest schoon maaken. Zeg eens, myn lieve Vriend, moet gy zelfs niet bekennen, dat de bovengemelde Heeren zich tot in het stof toe vernederd hebben, om met zulk een Vagebond gelyk te staan”.

En in een ander pamflet gericht tegen de indieners van deze petitie wordt Jan La Pro ook zwart gemaakt:

De derde representant der hoerenwaarden, muizeval en paraplu kooplieden, en meer lieden van dien stempel, is de Wel Ed. Heer La Pro. Deze man is met een aardsche schat uit het eerlyk Oostindiën in deze landen gekomen; men heeft hem te Wyk gekend op een fraaije buitenplaats, daar hy de twaalf maanden, zynde een douzyn zwarte meisjes, op zijn fluit, tot verwondering aller Nederlandsche liefhebbers, deed voor den dag springen. Zo veel heerlykheid van dit Cythera verdween, en de man raakte zo nakend als de gemelde zwarte twaalf maanden, nadat hij eene actrice van de Duitsche comedie van hare ouders had gekocht, (alle actrices zyn eerlyke meisjes,) en eindlyk tot zyn vrouw gemaakt. Geld, buitenplaats, twaalf maanden, enz verdwenen zynde, verdween de Wel Edele Heer mede, nadat hy eenigen tyd achter de wafelyzers had doorgebragt, om eenige misslagen, die hem kwalyk wierden genomen (onvrindlyk genoeg waarlyk!). Na veel zwervens kwam deze man, uit klinklare lieffde tot het geluk der Nederlandsche Burgers, opdagen, en wierd een Patriot, en eindlyk een zogenaamde Volksrepresentant […]”

Natuurlijk moeten we er rekening mee houden dat er sprake is van laster en overdrijving. Het is moeilijk uit te maken hoeveel er waarheid van is. Maar je herkent wel sporen van feiten terug: het huis te Wijk aan Duin, de actrice van de Duitse comedie waarmee hij getrouwd is, de boekhandel van Van Harrevelt. De uitdrukking “hij verdween enige tijd achter de wafelijzers … om enige misslagen” – zou dat niet betekenen dat hij ook nog in de gevangenis heeft gezeten?

De schrijver eindigt met nog een flinke beschuldiging, na het noemen van alle indieners:

“Jan La Pro – deeze laatste heeft by abuis de kas met geld mede genomen van alle de lees-gezelschappen: dit tot naricht”

Revolutie

Uiteindelijk duurt het nog tot januari 1795 voor de revolutie werkelijk plaats vindt. Jan la Pro blijft actief, en wordt onder andere in februari met een Franse delegatie naar de noordelijke provincies gestuurd om de omwenteling daar verder te begeleiden.

Amsterdam, 19 januari 1795. De omwenteling is een feit, en de patriotten die in oktober 1794 gevangen gezet zijn in het Werkhuis worden onder luid gejuich bevrijd en begeleid naar het stadhuis.

Dit is een zeer korte samenvatting natuurlijk. Het geeft wel weer een bijzonder aspect van het leven van La Pro. Is hij tot inkeer gekomen, en wil hij zich inzetten voor een democratische samenleving? Of zou er toch nog weer een aspect zijn van eigenbelang? Of ging hij alleen maar voor het avontuur?

Op zoek naar een baan

Eind 1795 probeert Jan La Pro een benoeming te verkrijgen in het Comité der Oost-Indische zaken. De V.O.C. was in grote problemen, en zou in maart 1796 genationaliseerd worden. Jan La Pro beschouwde zichzelf natuurlijk als expert. Hij wordt wel voorgesteld namens het Provinciaal Bestuur van Holland, maar blijkbaar wordt die benoeming niet bevestigd. Dan dient hij een bezwaar in bij het provinciaal bestuur van Holland. Ik zou dat dolgraag nog eens inzien. Volgens de beschrijving: “waarin hij releveert al hetgeen hij vermeend ten zynen laste ingebragt te zyn, tot justificatie van zyn gedrag”. Helaas heb ik dat nog niet kunnen vinden: misschien nog te vinden in het fysieke archief van de provincie.

Hij komt uiteindelijk niet in het comite. Maar hij mag wel een opdracht uitvoeren: het schrijven van een geschiedkundig werk over de V.O.C. In die archiefbeschrijving van het Nationaal Archief wordt Jan La Pro trouwens omschreven als “een voormalig boekhouder van de factorij in Noord-Java” – daarbij zien ze even over het hoofd dat hij het uiteindelijk tot resident geschopt heeft. Ik heb ook het geschiedkundig werk zelf niet terug gevonden.

Overlijden en daarna

Jan La Pro is begraven op 1 mei 1799 op het St Anthonis Kerkhof in Amsterdam – 68 jaar oud. Zijn adres op dat moment wordt genoteerd als “Hoogstraat bij de Bettanijstraat”.

Overzichtsfoto van de (Oude) Hoogstraat, Amsterdam, rond 1890 (dus 100 jaar na het overlijden van Jan La Pro). Gevonden op de website Het Geheugen van Nederland.

Zijn weduwe blijft zitten met de schulden, en waarschijnlijk geen ordentelijke administratie. Juni 1799 verschijnt er een berichtje in de krant met een oproep aan schuldeisers. Ze kunnen opgave doen bij het huis van Weduwe Van Limbeek in de Kalverstraat, binnen 1 jaar en 6 weken.

Interessant detail: bijna 10 jaar later, in 1808, trouwt dochter Louise H.A. Lapro met de zoon van deze weduwe, Jacobus Johannes van Limbeek. Zij woont op dat moment aan de Reguliersgracht te Amsterdam, en wordt bijgestaan door haar moeder. Voor zover ik heb kunnen vinden blijft dit huwelijk kinderloos.

Margaretha Haverkamp, de weduwe van Jan La Pro, overlijdt op 20 april 1819, 60 jaar oud. Haar laatste adres wordt opgegeven als Spiegelstraat 18 in Amsterdam.

Conclusie

Er is nog behoorlijk wat terug te vinden over het leven van Jan la Pro (1731-1799) – ik heb vast nog niet alles boven water gekregen. Ik vind het moeilijk om hem in een hokje te plaatsen. Hij hield van uitgaan en feesten, en heeft bij de VOC een fortuin vergaard dat hij binnen een paar jaar weer kwijt was. Hij pronkte graag met vrouwen en meisjes, zowel op Java als in Nederland. En op zijn 45ste verleidde hij een mooie actrice die 25 jaar jonger was.

Aan de andere kant heeft hij de tot slaaf gemaakte vrouwen die hij in Indonesie in zijn bezit had uiteindelijk wel vrijgelaten, terwijl veel van zijn collega’s hun slaven ‘gewoon’ doorverkochten bij hun terugkeer naar Nederland. En hij heeft een rol gespeeld als patriot, waarbij hij zich met gevaar voor eigen leven en welzijn heeft ingezet voor de Bataafse Revolutie. Of moet je dat ook weer negatief uitleggen: eigen belang? avontuur?

Ik ben benieuwd of er de komende jaren nog meer boven water komt, bij de toenemende digitalisering van allerlei oude bronnen. Als altijd zijn vragen, correcties en aanvullingen van harte welkom.

Bronnen van afbeeldingen

Voor de tekst-bronnen: zie de links verspreid door de tekst.

Voetnoten

*) Deze zelfde Christoffel Brandt staat in een testament van La Pro uit mei 1776 nog opgegeven als enige erfgenaam. Dat vind ik nogal mysterieus, misschien een soort onderpand? Latere testamenten heb ik niet gevonden. Misschien elders opgemaakt.

**) de benoeming van de zoon in een functie bij het comité van Oost-Indië heeft de uitstraling van een staaltje nepotisme, gezien La Pro’s activiteiten voor dat comité – iets wat de patriotten natuurlijk hadden opgevoerd als een van de redenen om tegen het oude regime te strijden, maar wat in de praktijk moeilijk uit te roeien is.

***) de boeken zijn waarschijnlijk afkomstig uit de erfenis van zijn vader Everhardus van Harrevelt. Daarvan is een prachtige inventaris te vinden in een notariele akte. Dat geeft een idee van het soort boeken dat zij verkochten.

Drie kinderen overleden in 11 dagen tijd

Het is april 1871. Timmerman Frederik de Meij (27) en naaister Petronella Sander (25) zijn 5 jaar getrouwd, en wonen in Kralingen met drie jonge kinderen: Lena (5), Trijntje (3) en baby Wilhelmina (6 maanden). Dan slaat het noodlot toe: 19 april overlijdt Lena, 28 april Trijntje en 30 april Wilhelmina. De ouders blijven alleen achter. Wat is er gebeurd?

Rotterdam rond 1863, door Gerardus Johannes Bos

Informatie overlijdensregister

In het overlijdensregister van de burgelijke stand vind je heel wat informatie, maar niet de doodsoorzaak. Overlijden van kinderen van hun geboorte tot 5 jaar oud is niet zeldzaam – dat is het pas de laatste decennia geworden. Maar 3 kinderen uit één gezin zo kort op elkaar, dat is niet gewoon. De eerste gedachte is natuurlijk een besmettelijke ziekte.

Een simpele telling van het aantal overlijdens in de gemeente Kralingen* in april 1871, vergeleken met het aantal in april 1872, laat een schokkend groot verschil zien: 100 overlijdens tegen 16 in 1872. Er is duidelijk een zgn “oversterfte” in de maanden februari-juni 1871.

En de meeste extra sterfte is onder kinderen van 0-5 jaar oud.

Ik heb geen betrouwbare gegevens over inwoner-aantallen van de gemeente Kralingen in 1871-1872 kunnen vinden bij een snelle zoektocht. Je zou natuurlijk nog verder kunnen gaan, door de overlijdens per wijk te tellen bijvoorbeeld. Maar laat ik nou weer niet gaan doordraven.

Hoe zat het in buurgemeente Rotterdam?

Ik heb ook even een snelle ruwe schatting gemaakt van de overlijdens in de buur-gemeente Rotterdam in die periode, aan de hand van de acte-nummers (dus niet individueel nagelopen). Er waren in die 5 maanden van 1871 3338 overlijdens, tegen 1744 overlijdens in dezelfde maanden in 1872. Bijna het dubbele. Rotterdam had in die tijd ongeveer 100,000 inwoners. Voor een snelle, ruwe schatting kom je uit op zo’n 1594 overlijdens als “oversterfte”. Dat wil zeggen dat 1,6% van de bevolking van Rotterdam extra stierf in 5 maanden tijd.

(Ik weet, dat is natuurlijk niet wetenschappelijk verantwoord. Je moet daar veel meer factoren bij incalculeren. Maar het geeft een idee).

Rotterdam in 1871: aanleg van het luchtspoor ter plaatse van de gedempte Binnen-Rotte

Epidemie: pokken

Als je een internet-search doet op “Epidemie 1871” kom je er snel genoeg achter: pokken, in die tijd ook wel de kinderziekte genoemd. Een grote pokken-epidemie waarde door Europa, inclusief Nederland (zie links onder ‘verder lezen’ om meer over deze epidemie te weten te komen). En onder deze link vind je een chronologische lijst van epidemieen, met nadruk op Nederland en Belgie. Die zelfde site Yory helpt ook met een handig overzicht van archiefbronnen over slachtoffers van epidemieen in Nederland.

Algemeen Handelsblad (Nieuwe Amsterdamsche Courant), maandag 6 maart 1871 – via Delpher.nl

In die lijst archiefbronnen staat Kralingen niet – en ook bij een online zoektocht in het archief van Kralingen vind ik geen documentatie over de pokkenepidemie. Maar in het archief van Rotterdam is wel veel te vinden. Duizenden namen en adressen van mensen die de pokken hadden, op verschillende lijsten, chronologisch en alfabetisch, inclusief hun vaccinatie-status. Ook de mensen die het wel overleefd hebben. Dus interessant als je op zoek bent om meer te weten te komen over Rotterdammers uit die tijd.

Individuele patienten

Zo vind je bijvoorbeeld onder “V” in het alfabetische register van de pokkenepidemie van 1871 in Rotterdam een “W.J.A. Voorrips” **. Daar vind je het volgnummer 2246. Zo kun je de bijbehorende melding vinden in een ander register (zie afbeelding). Ze is 6,5 jaar oud, en woont in de Hoogstraat. Er zijn nog 2 schoolgaande kinderen in huis, en er wordt aangegeven waar ze naar school gingen. In weer een ander register, ditmaal chronologisch, kun je vinden welke dokter aangifte heeft gedaan. En ook dat het meisje wel gevaccineerd was.

Er is geen nummer ingevuld voor het bewijs van geweken besmetting – de arme kleine Wilhelmina Voorrips overleed op 19 april 1871***. Dezelfde dag als Lena de Meij.

Terug naar Frederik en Petronella

Frederik de Meij was de oudere broer van de moeder van de vader van de moeder van mijn moeder (de broer van mijn bet-overgrootmoeder dus). Frederik en zijn vrouw komen beiden uit een groot gezin, waarvan ook een aantal kinderen op jonge leeftijd overleden. Dat was helemaal niet ongebruikelijk. Maar 3 jonge kinderen in een maand verliezen, en achterblijven in een leeg huis, dat is wat anders. Het archief laat ons niet de emotionele schade zien.

In de zomer van 1871 is Petronella weer zwanger, en ze krijgen uiteindelijk nog 2 zoons en 5 dochters tussen 1872 en 1889, naast een levenloos geboren kindje in 1888****. Deze zeven kinderen overleven allemaal hun ouders. Frederik overlijdt in 1909, 65 jaar oud, en Petronella in 1933, op 88-jarige leeftijd. Ik weet zeker dat ze die april maand 1871 nooit vergeten is, ook niet 62 jaar na dato.

Voetnoten

*) Kralingen werd in 1895 bij de gemeente Rotterdam gevoegd. Zie hier voor informatie over de groei van Rotterdam in de 19e eeuw.

**) Wilhelmina Voorrips (1864-1871), dochter van Johannes Voorrips, slepersknecht en Carolina Voges. Dit is ver-verwijderde familie van me, we hebben een gemeenschappelijke voorouder in Gerrit Verrips (1722-1817). Zie ook https://verrips.com voor een hele genealogie van de Verrips/Voorrips familie.

***) Trouwens: dit overlijden staat dan weer niet genoteerd in de registers van de pokkenepidemie, dat moet je terugvinden in het overlijdensregister. De kolom ‘afloop’ in deze registers kun je dus niet vertrouwen.

****) De eerste is een zoon genaamd Willem Frederik (naar de vader van Frederik, en ook naar de overleden baby Wilhelmina Frederika), daarna dochters Trijntje (naar de moeder van Petronella, en de overleden dochter) en Lena (naar de moeder van Frederik en de overleden dochter opnieuw).

Verder lezen en bronnen

Afbeeldingen

Tot slaaf gemaakte vrouwen

In het register van de VOC over de reis met het schip Overhout in 1773-1774 staat de korte vermelding: onder de 5 passagiers waren 2 vrouwelijke slaven. Dit was het schip waarmee Jan La Pro, resident en opperkoopman bij de VOC, terugreisde naar Nederland. Blijkbaar had hij de vrouwen meegenomen naar Nederland, want in oktober 1775 komen we ze tegen in een notariele acte die hij laat opstellen in Amsterdam. Een zakelijke transactie over mensenlevens…

Het document

interieur huis Jan Brandes, met zijn zoon Jan en een tot slaaf gemaakte vrouw, in Batavia (Rijksstudio NG-1985-7-2-4)

De acte is een machtiging aan twee personen in dienst van de VOC in Batavia om zeven tot slaaf gemaakte vrouwen hun vrijheid te geven. Van de 7 vrouwen zijn er 4 achtergebleven in Nederlands Oost-Indie (Minerva van Macassar, Proserpina van Nias, Calisto van Boegis en Erigone van Ternaten) terwijl de laatste drie in Nederland zijn (Andromeda van Nias, Filis van Nias en Calliope van Boegis).

Woodbury&Page hadden een fotostudio in Batavia in de 2e helft van de 19e eeuw.

Hun achternamen verwijzen naar het eiland of de streek waar ze vandaan komen. Dat is gelijk de enige persoonlijke informatie die we hebben. De rest van de informatie gaat over wanneer Jan La Pro hen gekocht heeft, waar en van wie. Hij heeft ze gekocht van collega’s binnen de VOC. Minerva van Macassar is al vanaf 1755 in zijn bezit. Drie vrouwen heeft hij ‘overgenomen’ van zijn zwager Frederik van de Wall, toen die in 1761 terugkeerde naar Nederland.

Met deze acte geeft hij opdracht om in Batavia te regelen dat ze vrijbrieven krijgen.

Een kind

Er staat nog een bitter detail in de acte. Een van de vrouwen, Calliope van Boegis, is op de reis naar Nederland in 2 februari 1774 bevallen van een dochtertje, aan boord van het schip Overhout. Het schip Overhout is in november 1773 vertrokken, dus Calliope was waarschijnlijk al 6 maanden zwanger op dat moment. Het lijkt me een risicovolle keuze om een zwangere vrouw mee te nemen op een reis waarvan je weet dat die tenminste 6-7 maanden gaat duren. In het document wordt de lokatie van het schip ten tijde van de bevalling aangegeven: midden in de Indische oceaan. Pas op 12 maart 1774 bereikte het schip Kaapstad, en op 5 juli kwam het aan in Nederland.

Op moment van de akte is het meisje 20 maanden oud. Jan La Pro “vordert” van Calliope dat ze afstand doet van het kind en het voor haar opvoeding bij hem achterlaat in Nederland. Hij noemt het meisje Jozine Claire Clemence – zijn moeder heette Josina – en hij wil haar adopteren “zoals het zelve in de Oostindien gebruikelijk is”.

Moeder met kind op Java, foto van Eliza R. Scidmore, national geographic image collection

Er is verder niets terug te vinden over dit kind, ook niet in het testament dat Jan La Pro opmaakt in juli 1776. Ik hoop dat dat betekent dat hij het kind uiteindelijk toch met haar moeder heeft laten terugreizen naar Indonesie. Maar het kan natuurlijk net zo goed betekenen dat het meisje al snel overleden is, aan de eerste de beste Nederlandse kinderziekte…

Verblijf in Nederland

Jan Brandes, NG-1985-7-2-67

Waarom Jan La Pro drie van de vrouwen heeft meegenomen naar Nederland kunnen we natuurlijk niet meer achterhalen. Het lijkt waarschijnlijk dat hij met hen wilde pronken. Er is wel een aanwijzing dat hij er ophef mee gecreeerd heeft. Nog 20 jaar later (!), in 1794, te midden van de retoriek en hoogoplopende gemoederen van de Bataafse revolutie, staat er over Jan La Pro geschreven in een anoniem pamflet:

“Deze man is met een aardsche schat uit het eerlyk Oostindien in deze landen gekomen; men heeft hem te Wijk gekend op een fraaije buitenplaats, daar hy de twaalf maanden, zynde een doozyn zwarte meisjes, op zyn fluit, tot verwondering aller Nederlandsche liefhebbers, deed voor den dag springen.”

Hou er rekening mee dat dit pamflet geschreven is door een tegenstander van de patriotten, die meerdere personen met giftige pen beschrijft en met opzet belastert. Maar het geeft mogelijk wel een aanwijzing dat Jan La Pro de Indonesische vrouwen heeft laten dansen voor publiek in zijn huis Duinwijk in Wijk aan Duin, in 1774-1775.

Er staan nog meer giftige details in dit pamflet, daarover een andere keer meer.

Terugkeer naar Nederlands-Oost Indie

Volgens het document zullen de drie vrouwen die in Nederland zijn naar ‘de Oost’ terugreizen op het schip Alkemade. Dat schip vertrok op 4 november 1775 (dus een maand na deze acte) vanaf Texel, en kwam op 29 juni 1776 heelhuids aan in Batavia. Laten we hopen dat de vrouwen de reis overleefd hebben.

Oost-indievaarder, Jan Brandes (Rijksstudio NG-1985-7-2-38)

Bronnen

Afbeeldingen

Jan La Pro op Java

De volgende episode in het leven van ‘onze’ Jan La Pro speelt zich af op Java, met de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).

In het Nationaal Archief kun je zoeken op VOC opvarenden, dan krijg je ook de link naar het VOC soldijboek zelf. Daar vind je ook bevestiging dat het gaat om “onze” Jan La Pro, want hij laat zijn soldij de eerste jaren uitbetalen aan zijn moeder, Jozina van Karnebeek (vanaf 1757, dan is zijn vader al overleden).

Voor een versie die je kunt uitvergroten: zie de link naar de scan online.

Na het bij elkaar puzzelen van gegevens uit naamboekjes, notariele stukken, kranten en toevallige vermeldingen in boeken kan ik het volgende verhaal presenteren over Jan’s tijd in Nederlands-Indie – inclusief 2 anekdotes die een inkijkje geven.

Heenreis

De informatie over de heenreis doet je weer realiseren wat voor andere tijden het zijn. Het schip Stralen vertrok op 15 mei 1752, kwam aan bij Kaap de Goede Hoop in september, en arriveerde uiteindelijk op 10 december 1752 in Batavia, wat nu Jakarta is, aan de noordkust van Java. Een reis van bijna 7 maanden, wat nog snel was – soms kon het 9 of 10 maanden duren (en brieven doen er dus net zo lang over).

Stadhuis van Batavia, gebouwd in 1710, op een tekening uit 1770.
Plattegrond Java uit 1753, eigendom Koninklijke Bibliotheek. Zie de Atlas of Mutual Heritage voor een versie met hogere resolutie.

Eerste jaren van Jan la Pro bij de VOC

Jan la Pro gaat in dienst als korporaal aan boord van het schip Stralen. Bij de uitleg over deze functie staat vermeld: ‘de laagste rang die mag bevelvoeren over een afdeling’. Dat zegt nog niet zoveel. De rest van zijn loopbaan is na te zoeken via het scheepssoldijboek, en vooral ook via de zogenaamde ‘naamboekjes’ die jaarlijks uitgegeven werden, en die je via Google Books makkelijk kunt vinden en doorzoeken.

In augustus 1755 (of mogelijk al vanaf 1753) wordt hij aangesteld als boekhouder en assistent-koopman in Sourabaija (huidige spelling: Surabaya), een havenstad aan de noordoost kust van Java. Zijn soldij gaat dan iets omhoog naar 30 gulden per maand. Dat is niet echt een vetpot, zeker niet voor het milieu waar hij uit komt. Maar het is bekend dat de beambten van de VOC het meeste geld verdienden aan nevenfuncties in de handel en aan corruptie.

Vervolg carriere

In 1764 wordt hij overgeplaatst van Samarang (huidige spelling: Semarang) naar Djokjakarta (huidige spelling: Yogyakarta). Daar wordt hij resident, naast de sultan Hamengkubuwono I (als prins bekend onder de naam Mangkubumi). Een paar jaar later bereikt hij ook de positie van opperkoopman. Hij blijft resident in Djokjakarta tot 1773.

Ik kan dat trouwens niet helemaal rijmen met het soldijboek: daar blijft zijn soldij 30 gulden per maand – terwijl een resident recht zou hebben op 80-100 gulden per maand. En na 1766 stopt de vermelding van soldij. (Misschien dat hij overgeplaatst werd naar een andere VOC-kamer, en dus een ander soldijboek?)

Gezicht op het paleis van de sultan Hamengkubuwono I van Yogyakarta, pentekening door Jan Brandes, 1779-1785. Eigendom Rijksmuseum, geplukt van de Atlas of Mutual Heritage. De versie van het paleis, de kraton, die in 1785 door de sultan gebouwd werd is nog steeds te bezoeken.

Bij een Nederlandse resident in Nederlands-Indie denk ik gelijk aan Max Havelaar van Multatuli, maar dat speelt 100 jaar later (19e eeuw). Dan is de VOC al lang opgeheven, en is het de Nederlandse overheid die direct de scepter zwaait. Ik denk dat je moet uitkijken met het direct vergelijken van die beschrijving (alsof je 1924 probeert te begrijpen vanuit 2024).

Om meer te lezen over de VOC in Nederlands-Indie, zie aan het eind van deze blog.

Anekdote 1: vogelnestjes

Een bron van inkomsten voor resident Jan La Pro waren vogelnestjes. In het boek The Power of Prophecy (van PBR Carey) staat in de tekst, over een kwestie die speelt jaren nadat Jan Lapro al weer naar Nederland vertrokken is:

“[…] the spacious attic over the throne room, which a previous Dutch Resident had built for storing the highly valuable birds’ nests […]”.

Met in een voetnoot:

“The attic was built by Resident Jan Lapro (in office 1764-1773) specifically for storing birds’ nests […]. According to Pieter Engelhard, half the profits of approximately 30,000 ronde realen […] from the birds’ nests in Yogya were kept by the Resident (thus doubling his official salary) and the rest went to Daendels [gouverneur-generaal vanaf 1807]. […] post 1816, special government inspectors of birds’ nests rocks, ‘opziener der vogelnestklippen’, were appointed.”

Het gaat hier om de eetbare vogelnestjes van bepaalde zwaluwtjes. Eén van de opstellen in het *pak van Sjaalman luidt: ‘Over de vogelnestklippen aan de Javase zuidkust.’ (Max Havelaar, vw i, p. 41) zie de Multatuli encyclopedie van K. Ter Laan. Voor een mooie foto van de nestjes en vogels: zie die van Paul Jones onder deze link.

Anekdote 2: de gundiq

Een gundiq (gundik) is een concubine of maitresse.

In een artikel (van C. Poensen) over de eerste sultan van Yogyakarta, uit een tijdschrift uit 1901:

“Na den heer van der Sluys trad als Resident te Ngajogya de heer Jan Lapro op, dewelke de rang van koopman heeft, […] en schijnt vooralsnog bij den Vorst en Rijksbestierder hoogst bemind te zijn. Zo verhaalt de heer Gouverneur van Ossenberch 13 mei 1765.

[..Dat] tijdens dezen resident een klein voorval te Ngajogya plaats had, naar aanleiding van zijn gundiq, die de Pangeran Demang tot zich had genomen en verborgen gehouden in de desa. Deze vrouw was zeer schoon, en telkens als er bij den resident eene partij gegeven werd, moest zij de pangerans bedienen, hetgeen tot de kennismaking aanleiding had gegeven.

De resident liet haar overal zoeken, maar zij werd niet gevonden. Hij verdacht den Pangeran Natakusuma haar tot zich genomen te hebben, maar deze, erkennende dat hij wel eens met haar gescherscht had, ontkende toch beslist dat hij aan het geval schuldig was; ook toen de resident zeide, dat als hij werkelijk zin in haar had, het maar openhartig moest zeggen, en hij zou haar aan hem afstaan. Ten slotte bleek het dan ook, dat de Pangeran Demang de schuldige was. Toen de sultan daarvan kennis kreeg, was hij zeer boos, en gaf den pangeran gedurende eenige dagen arrest. De resident was daar zeer dankbaar voor, en den Sultan te meer genegen.

Pangeran is een hoge adellijke titel in de Javaansche adel, vergelijkbaar met het Europese “hertog”, vaak de zoon van een vorst. Pangeran Demang was de tweede onechte zoon van de Sultan, toen 24 a 25 jaar oud.

Zoon van de sultan van Jogjakarta. 1862-1865, te vinden op pinterest. Dus niet de persoon vermeld in de anekdote.

Terug naar Nederland

In 1773, op 42-jarige leeftijd, neemt Jan La Pro ontslag bij de VOC en keert terug naar Nederland met het schip Overhout. Vertrek uit Batavia op 25 november 1773, aankomst in Nederland op 5 juli 1774. Hij komt schatrijk terug ‘uit de Oost’.

Bij de informatie over de terugreis naar Nederland staat nog een intrigerend zinnetje: er reizen ook twee vrouwelijke slaven mee aan boord. Dit krijgt nog een staartje, daarover de volgende keer meer.

Deze informatie heb ik verzameld na een dag of twee online snuffelen. Er is vast nog meer te vinden bij een bezoek aan een fysiek archief. Maar dat voert weer te ver voor deze blog. Als iemand aanvullende informatie heeft hou ik me zoals altijd aanbevolen.

Verder lezen

Bronnen

Afbeeldingen

  • Uitgelichte foto: uit de Rijksstudio van het Rijksmuseum, objectnummer NG-1988-26-3. Hutten van een dorp in het Kawigebergte op 8820 voet te Malang. Onderdeel van een groep van 62 foto’s in een doos met het opschrift “Staatsspoorwegen op Java” uit 1888. Fotograaf: anoniem.
  • Gezicht op Batavia: Stadhuis van Batavia, rond 1710 gebouwd, nu het Jakarta Historisch Museum. Tekening door Johannes Rach (1770); Publiek domein, wikipedia.
  • Plattegrond Java uit 1753, eigendom Koninklijke Bibliotheek. Zie de Atlas of Mutual Heritage voor een versie met hogere resolutie.
  • Gezicht op het paleis van de sultan Hamengkubuwono I van Yogyakarta, pentekening door Jan Brandes, 1779-1785. Eigendom Rijksmuseum, geplukt van de Atlas of Mutual Heritage.
  • Foto: Zoon van de sultan van Jogjakarta. 1862-1865, te vinden op pinterest.

Een paar kleine aanvullingen over het gezin La Pro

Ik kan het niet nalaten – gisteren op mijn dakterras, in het zonnetje, wat verder gespeurd op internet. Daarbij twee kleine bevindingen die ik gelijk wil delen, in een soort addendum op de recente blog.

Karakter van vader Abraham La Pro Jr

Vader Abraham La Pro Jr wordt vernoemd in de kronieken over 18e eeuws Amsterdam van Jacob Raije.

Over 6 januari 1739 schrijft hij:

Voor romantische jonge meisjes was de achttiende eeuw een gulden tijd. Aan schakingen geen gebrek. Nu was op 6 januari de eenige dochter van den rijken maar gierigen Mr Lapro, rariteitverkoper in de Kalverstraat, ‘deurgeloopen’ met haar vrijer van der Wat [sec], wiens vader een koffiehuis op het Rokin bezat. De oude Lapro kon niet van zijn duiten afstand doen en had daarom het huwelijk niet toe willen staan, maar de gelieven wisten er in dien goeden ouden tijd wel raad op om papa te dwingen

Dochter Johanna la Pro (zus van ‘onze’ Jan), geboren in 1720, trouwde in 1739 inderdaad met Frederik van der Wall, met consent van haar ouders, en onder duidelijke huwelijkse voorwaarden, vastgelegd bij de notaris.

Schilderij van het gezin La Pro

Zoals vermeld in de blog wordt er in het testament van moeder Jozina van Karnebeek gesproken over een schilderij van Jan La Pro met zijn ouders, dat zij aan hem naliet. Ik heb gevonden wie de schilder was! Het schilderij wordt vermeld in het tweede deel van het boek getiteld “De nieuwe schouburg der Nederlantsche kunstschilders en schilderessen”. Op pagina 374 staat de schilder Henrik Pothoven (1725-1807), met de volgende paragraaf:

[Hij bleef] dagelijks, met eenen onvertraegden yver, de kunst [be]oefenen, zo in het maelen van Kabinetstukjes, als portretten; waer van de volgende afbeeltsels tot bewyzen verstrekken: als die […] en die van de heer Lapro en zyne echtgenote en zoon [….]

Een schilderij van Hendrik van Pothoven volgens een Google-zoektocht – er staat niet bij vermeld wie dit zijn… Maar ik neem aan dat het feit dat het kind op een schilderij te zien is betekent dat die niet meer in leven was?

Helaas is het geen hedendaagse catalogus met afbeeldingen, maar een boek met louter tekst uit 1751. Dus nog geen bewijs dat het schilderij nog steeds bestaat. Zou het niet geweldig zijn als het ooit boven water komt?

Verder

Tot zover vandaag. Een andere keer meer over de vele smeuiige details uit het flamboyante leven van Jan La Pro en incidenten in zijn familie. Ik kan alvast verklappen dat mijn hypothese dat Jan mogelijk homofiele voorkeuren had niet waar blijkt te zijn, als ik de rest van zijn levensverhaal bekijk…

Afbeeldingen

Een ongebonden leven in de 18e eeuw

In 1749 staat de dienstmeid Jannetje Koster met drie anderen bij de notaris in Amsterdam om een verklaring af te leggen op verzoek van haar werkgevers, over Jan La Pro*, hun 18-jarige zoon. De verklaring blijft beknopt, en roept als zo vaak alleen maar meer vragen op.

De context: de familie La Pro

Vader Abraham La Pro junior (1691-1753) was koopman in goud en zilverwerken in Amsterdam. Hij was in 1716 getrouwd met Jozina van Karnebeek (1690-1770). Ze woonden in de Kalverstraat, op de hoek van de Gapersteeg. Abraham La Pro Jr was een rijk koopman. Zo had zijn vader hem bij zijn huwelijk 6000 gulden meegegeven, plus een uitzet ter waarde van 4000 gulden. De familie had tenminste twee dienstmeiden en later ook een naaister aan huis.

Van de zes kinderen die Jozina en Abraham Jr kregen bereikten er drie de volwassen leeftijd.

Zoon Abraham (genoemd Abraham La Pro de Jonge), geboren in 1720, was in 1741 als korporaal in dienst gegaan van de VOC en naar het Nederlands Oost-Indië gereisd, waar hij in 1750 opgeklommen was tot onderkoopman. Dochter Johanna, geboren in 1721, was in 1739 getrouwd met Frederik van der Wall. Zij was in 1744 met haar man naar Oost-Indië vertrokken, waar ook Van der Wall aan een ambitieuze carrière bij de VOC begonnen was.

Zo bleef het echtpaar La Pro achter met hun jongste zoon, Jan, geboren in 1731. Hij was op 1 april 1731 gedoopt in de Nieuwezijdse Kapel te Amsterdam. In 1749 was hij 18 jaar oud.

Ik heb geen afbeeldingen gevonden van de familie, tot nu toe. In een testament van Josina van Karnebeek uit 1762 wordt vermeld dat er geschilderde portretten zijn van haar en haar man, en een schilderij waarop het echtpaar met hun zoon Jan te zien zijn. Maar of die schilderijen nog ergens bestaan… Als illustratie een schilderij van een andere welgestelde familie uit Amsterdam uit 1752.

Schilderij van Tibout Regters, 1752 – de familie Brak, Amsterdam; Rijksmuseum Twente; gevonden op Wikipedia.

Het document: een notariële acte

In het stuk verklaren de getuigen dat Jan Lapro nu al 2 achtereenvolgende jaren een zeer dissoluut en ongebonden leven leidt. Hij komt vaak zeer laat of ‘ter middernacht’ thuis. Ook is hij wel eens midden in de nacht, tegen de wil van zijn ouders, ‘het venster uitgesprongen en aldus weer uitgegaan’. Dan komt hij pas in de morgenstond weer thuis. En soms blijft hij ook diverse dagen en nachten achtereen weg, zonder dat men weet waar hij is.

Jan is een keer buiten weten van zijn ouders met een chaise met twee paarden uitgegaan en ‘drie ganse daegen en nagten’ weggebleven. Ze hebben Jan toen uiteindelijk gevonden in de stad Leiden, en naar huis gebracht. Recent is hij weer acht dagen zoek geweest.

Meerdere malen hebben de getuigen meegemaakt dat de ouders hun zoon in alle ernst, en zelfs ‘met betraande ogen’, hebben vermaand en gebeden om zijn leven te beteren, maar dat kwam bij hem niet in het minste aan. Het wordt alleen maar erger.

Waarom Jan’s ouders deze verklaring op laten stellen bij de notaris is me niet duidelijk. Ik vind het opvallend dat er niet geklaagd wordt over het verleiden van meisjes. Jaren later, in 1776, wijst Jan, die voorzover ik kan vinden nooit getrouwd is, in zijn testament als zijn enige erfgenaam ene Christoffel Brandt aan. Het is erg speculatief, ik weet het, maar zou Jan La Pro misschien een voorkeur voor mannen hebben gehad? Dat dat een onuitgesproken onderdeel was van zijn ‘slecht en ongebonden leven’? Homofilie was strafbaar, tot 1762 zelfs met de doodstraf. Dus dat zou je nooit expliciet in een officiële acte vastleggen.

[Latere aanvulling: dit blijkt een foutieve hypothese: Jan La Pro vertoont in zijn latere leven genoeg kenmerken van een klassieke rokkenjager, zie in latere blogs]

Het vervolg

De verklaring uit 1749 heeft in ieder geval niet geholpen. In februari 1752 wordt er namelijk nogmaals een acte vastgelegd over het ‘ongebonden’ leven van Jan La Pro, met dezelfde soort beschuldigingen van laat thuis komen (of de hele nacht weg blijven) en niet luisteren naar zijn ouders. Inmiddels is de jongeman blijkbaar nog brutaler geworden. De getuigen verklaren dat ze gezien hebben dat de ouders hem ‘in alle ernst’ gestraft hebben voor zijn buitensporig gedrag, en hem vermaand hebben om zijn leven te beteren. Maar Jan beantwoordt deze vermaningen met ‘de brutaalste en onbetamelijkste vloekwoorden’.

In mei 1752, 3 maanden na de laatste verklaring, treedt Jan La Pro in dienst als korporaal bij de VOC. Hij vertrekt naar Nederlands Oost-Indië, het huidige Indonesië [latere toevoeging: hierover is nu een blogbericht verschenen]. Het is verleidelijk om te speculeren dat zijn ouders hem daartoe gedwongen hebben. Misschien met hulp van de officiële verklaringen van wangedrag. Mogelijk dat daarover nog iets te vinden is in schepenbank of rechtbank stukken uit Amsterdam? Dat voert voor deze blog te ver – als iemand daar meer over vindt, bijvoorbeeld in het Stadsarchief van Amsterdam, hoor ik het erg graag.

Daarmee zijn nu in 1752 alle drie de nog levende kinderen van Abraham La Pro junior en Josina van Karnebeek vertrokken uit de Republiek der Verenigde Nederlanden. Jan maakt carrière binnen de VOC, hij lijkt de ‘ongebondenheid’ van zijn leven verlaten te hebben. Daarover een andere keer meer. Hij zal zijn ouders nooit weerzien, want hij keert pas in 1774 terug in Nederland, als zij al jaren overleden zijn. In zijn leven, en dat van zijn familie, zijn nog zoveel prikkelende details te vinden, dat zij zeker nog eens terug zullen keren als onderwerp in deze blog.

*De naam La Pro wordt soms geschreven als Lapro.

Bronnen

Afbeeldingen

Kapitein Van Duffelen en de Californische goudkoorts

De Vlaardingse kapitein ter koopvaardij Gerrit van Duffelen (1810-1892) haalt in 1849 alle Nederlandse kranten in een bericht over de Californische goudkoorts. Hoe zit dat?

Het document

Dit bericht stond in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) van 18 december 1849, en in talloze andere kranten van die dagen werd het bericht overgenomen.

Context: Californische goudkoorts

De ‘Californian Gold-rush’ van 1848 spreekt nog steeds erg tot de verbeelding, ook door vele films en tv-series. Een mooi stuk over deze goudkoorts is recent verschenen op historianet.nl, en ook wikipedia heeft een uitgebreide pagina met details.

Kapitein van Duffelen en het hoekerschip Oceaan

In de Maritiem-Historische Databank kunnen we meer informatie vinden over de gezagvoerder, kapitein Gerrit van Duffelen, met welke schepen hij gevaren heeft, zijn afkomst, en nog wat andere details. Hij voer voor de Vlaardingse firma A.Hoogendijk Jz.

Die firma geeft reclamemateriaal uit waarop het hoekerschip Oceaan trots afgebeeld wordt, links op de plaat. Dit schip was in 1848 gebouwd, dus gloednieuw toen kapitein van Duffelen (toen 38 jaar oud) ermee eerst naar Valparaiso in Chili voer, en daarna naar de baai van San Francisco. Die eerste tocht duurde van 9 december 1848 tot 29 maart 1851.

Gerrit van Duffelen was getrouwd met Regina Pleijsier. Zij bleef de meer dan 2 jaar van zijn afwezigheid alleen achter met 5 kinderen van 8 jaar en jonger, waaronder een baby van nog geen jaar oud. Dat was denk ik erg gebruikelijk in Vlaardingen in die tijd. Na zijn terugkeer kregen ze nog 3 kinderen. Hij bleef nog jaren varen als kapitein, tenminste tot 1870. Hij overleed op 82-jarige leeftijd in Rotterdam.

Kapitein Gerrit van Duffelen was de broer van de moeder van de oma van mijn oma (de broer van de moeder van de moeder van de vader van de moeder van mijn vader om precies te zijn). Zal ik voortaan zeggen dat ik mijn leiderschapskwaliteiten via die kant geerfd heb?

Zoals altijd: weet je meer over Kapitein van Duffelen of deze tocht, laat het me weten via een reactie hieronder.

Verder lezen en bronnen

Politiegeweld anno 1775

Op 31 mei 1775 gaat de baljuw van Klundert samen met 3 schepenen, waaronder twee stads-chirurgijns, naar het huis van Adriaan Ardon om een onderzoek in te stellen. Adriaan is beschoten door de diender, en ligt nu ernstig ziek te bed. Ik kan al verklappen dat het niet goed afloopt…

Context: justitie in de polders rond Klundert

Op deze plattegrond zie je ten noorden van het stadje Klundert de Groote Polder. Rechts boven Klundert zie je de Korte Weg met enkele huizen aangegeven. Daar woonde Adriaan Ardon. Deze kaart stamt uit 1860, dus let niet op details zoals de spoorlijn, die natuurlijk nog lang niet bestond in 1775.

Het grote gebied van Klundert, Zevenbergen, Moerdijk en Hooge en Lage Zwaluwe hoorde allemaal bij een domein dat prive-bezit was. Aan het hoofd stond een ‘heer’, vandaar dat zo’n domein ook wel een ‘heerlijkheid’ genoemd werd. De heer van dit domein was toevallig de Prins van Oranje, tegelijk ook erf-stadhouder over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1).

De heer was niet zelf aanwezig in zijn domein. De zaken werden behartigd door de zogenaamde Nassause domeinraad, en ter plaatse werd de heer vertegenwoordigd door een rentmeester en een baljuw. Zo’n baljuw trad voornamelijk op als gerechtsofficier: toezicht houden op de rechtsgang en de uitvoer van vonnissen. Je kunt het een beetje vergelijken met een officier van justitie tegenwoordig. Om hem te helpen in zijn werk had een baljuw een of meerdere gerechtsdienaars, ofwel ‘dienders’ in dienst, te vergelijken met de huidige politie-agent. De baljuw zag onder andere toe op stroperij, illegale houtkap en illegaal gebruik van de domeinen, naast andere criminele activiteiten zoals diefstal.

De betrokken personen

Adriaan Ardon was in mei 1757 getrouwd met Adriana de Reus. Tussen 1757 en 1774 kregen ze 8 kinderen, waarvan in 1775 nog 6 kinderen in leven waren. Ze woonden tenminste vanaf 1760 in Klundert.

Coenraad Zuhl, de diender, was recent, januari 1775, getrouwd met Maartje Leijdes in de Klundert. Hij was vroeger soldaat in het lijfregiment van de Prins van Oranje. Op 20 oktober 1773 was hij ingezworen als gerechtsdienaar in Klundert, dus hij had ruim 1,5 jaar ervaring in zijn functie in mei 1775.

Het document: getuigenverklaring van het slachtoffer

In het document, gedateerd 31 mei 1775, staat de verklaring die Adriaan Ardon aflegde bij het huisbezoek van de baljuw en schepenen aan zijn ziekbed. Hij was onlangs in de griend (= vochtig stuk land, vaak buitendijks gelegen aan een rivier) ten noorden van de Groote Polder geweest, en had daar zonder toestemming hout gehakt. Terwijl hij nog bezig was met het hakken, was Coenraad de diender in de griend gekomen, en had op hem geschoten. De diender had hem geraakt, en daardoor had hij wonden aan zijn hoofd en in zijn lichaam.

Jacob Bonte en Ambrosius Mijsbergh, de twee chirurgijns, hebben hem onderzocht. Ze vonden zes kleine verwondingen, waarvan 2 in het hoofd, 3 in de linkerarm en 1 in de lendenen in de buurt van de ruggegraat. De laatste twee regels in de akte zijn onleesbaar gemaakt.

Schouw

Op de volgende pagina van het boek met ‘allerhande acten’ volgt de afloop. Het is een acte getekend 3 juni 1775, die de schouw op het dode lichaam van wijlen Adriaan Ardon op het stadhuis beschrijft. Dat levert geen verrassingen op. De hagelkogel die via de linkerslaap in het hoofd is gedrongen vinden ze terug in de hersens, en ze concluderen dat die de dood veroorzaakt heeft.

Poging tot verzoening

In een ander boek met ‘allerhande acten’ kom je een “Declaratoir en Presentatie tot Zoeninge” tegen: een poging van de schepenen van Klundert om de nabestaanden van Adriaan Ardon, namelijk zijn vrouw Adriana de Reus en hun zes minderjarige kinderen, te verzoenen met Coenraad Zuhl. Dit vindt plaats in december 1775, dus een half jaar na het gebeurde. Om te beginnen beschrijft Coenraad zijn versie van het verhaal.

Coenraad zag dat er hout gehakt was en dat er een persoon de vlucht nam. Hij had de persoon meermaals toegeroepen om te blijven staan, maar de man rende door. Hij had niet kunnen zien wie het was, daarom had hij geschoten met zijn snaphaan “met oogmerk om hem wat hagel in zijn billen te schieten.” Helaas bukte de man net op het moment van het schot. Hij bleef wel doorrennen, en even later herkende Coenraad wie het was. Het was tot zijn “uiterste smerte” dat hij later gehoord had dat Adriaan door het schot was komen te overlijden.

Coenraad had sindsdien meerdere malen geprobeerd om contact te zoeken met de familie en vrienden van Adriaan om zijn spijt te betuigen en om vergiffenis te vragen. Maar dat was allemaal tot nu toe “vrugteloos en te vergeefs” geweest. Hij zou graag tot verzoening komen met de weduwe.

Vervolgens wordt aan de weduwe gevraagd wat ze ervan denkt. Zij verklaart dat haar man voor zijn dood gezegd heeft dat hij de diender had toegeroepen om niet te schieten. Ze kan er niet toe komen om zich met Coenraad te verzoenen, en weigert zelfs om de acte te tekenen. Tien dagen later, op 14 december, doen de schepenen een nieuwe poging tot verzoening, maar de weduwe blijft weigeren.

Gerechtelijke stappen

Als de pogingen tot verzoening met de weduwe niet lukken, komt de baljuw er niet onderuit om Coenraad aan te klagen. Op een speciale vergadering van 9 februari 1776 wordt besloten dat de kwestie “in een land van goede justitie” niet onbestraft kan blijven, en Coenraad Zuhl wordt gedagvaard om te verschijnen voor de rechtbank.

Een detail: er staat ook vermeld dat Coenraad een verzoek tot vergeving heeft ingediend bij de prins van Oranje, de heer van het domein van Klundert, maar dat is niet ingewilligd.

Het voert te ver voor deze blog om het hele beloop uit te zoeken, ook omdat er vaak moeilijk te begrijpen legale termen worden gebruikt. Coenraad verschijnt op een gegeven moment wel, maar ontvlucht daarna uit de gevangenis en verdwijnt. Zijn vrouw levert later nog een geschreven ‘memorie’ in namens haar man.

Er wordt door de schepenen advies ingewonnen van “neutrale rechtsgeleerden”. Als ik het stuk goed begrijp wordt uiteindelijk op 18 juli 1776 besloten dat Coenraad niet gestraft hoeft te worden. Hij moet wel opdraaien voor de gemaakte kosten.

Als iemand hier meer wijs uit kan, hou ik me aanbevolen…

Afloop

En hoe is het afgelopen met de hoofdrolspelers?

De weduwe van Adriaan Ardon trouwt 10 jaar na de gebeurtenis, in 1785, met weduwnaar Pieter Beversluis, en overlijdt in april 1799. Diender Coenraad Zuhl kan ik traceren naar Roosendaal, waar vanaf 1782 meerdere kinderen gedoopt worden. Zijn beroep wordt dan omschreven als ‘ondervorster’, wat ook een soort diender lijkt te zijn. Roosendaal ligt net buiten de Nassause domeinen als ik het goed heb. Hij heeft zijn leven en werk dus weer op kunnen pakken.

Er zijn nog meerdere losse eindjes aan deze kwestie, die interessant zijn om na te speuren. Maar dat past weer niet binnen de opzet van deze blog. Voel je vrij om verder te zoeken, natuurlijk. Bijvoorbeeld in het Nationaal Archief voor de stukken van de Nassause domeinraad. Of in het West-Brabants Archief voor de details van de rechtszaak tegen Coenraad Zuhl. Weet je meer, of heb je correcties, laat het me weten via een reactie hieronder!

Verder lezen

Gebruikte bronnen

Noten

1) Feitje: tegenwoordig is het domein van Klundert geen prive-eigendom meer van de familie van Oranje. Maar de koning voert nog steeds als titel: “Heer van Klundert, Zevenbergen, Hooge en Lage Zwaluwe… (en nog veel meer)”.