Het latere leven van Jan La Pro

In eerdere blogs heb ik wat verteld over deze flamboyante man, geboren in 1731. Onder andere zijn wilde tienerjaren, zijn tijd bij de VOC op Java en de tot slaaf gemaakte vrouwen die hij uiteindelijk de vrijheid geeft. We weten al dat hij eind 1774 terugkeerde naar Nederland. Met het toenemend aantal bronnen dat online doorzoekbaar is kun je nog meer sporen terug vinden in latere jaren. Het is niet mijn ambitie om een hele biografie te schrijven. Hier alleen een aantal glimpsen: in zijn financien (van steenrijk naar straatarm), zijn huwelijk met een jonge, mooie Duitse actrice, en zijn rol in de Bataafse Revolutie.

Eerste periode na terugkeer

Jan La Pro keert schatrijk terug naar Nederland eind 1774. Daar koopt hij het huis Duinwijck in Wijk aan Duin, gebouwd in 1648. Dit is een landgoed met een herenhuis, koetshuis, stalling, tuinmanswoning en “verdere getimmerte”. (Geen afbeelding van kunnen vinden helaas).

In Amsterdamse notariele akten zijn verschillende grote leningen (obligaties) te vinden die La Pro geeft aan mannen die op het punt staan om naar Oost-Indie te vertrekken, in 1774-1775.

Logement Rondeel, foto uit 1861, beeldbank Archief Amsterdam

In oktober 1775 verblijft Jan La Pro in het logement Het Rondeel aan de Doelenstraat in Amsterdam, wat later het chique hotel L’Europe zal worden. Dat weten we omdat hij op 4 oktober 1775 de Amsterdamse notaris Cornelis van Homrigh bezoekt, die dat vermeldt in zijn akten. Hij laat onder andere een akte opstellen over de vrijlating van de tot slaaf gemaakte vrouwen (zie eerder blogverhaal). Ook laat hij diezelfde dag een officieel protest opstellen tegen zijn zus en zwager.

Onenigheid in de familie

Jan’s zus Johanna la Pro en diens man Frederik van de Wall waren gemachtigd om uit zijn naam op te treden tijdens zijn afwezigheid op Java. Maar zij hebben ‘geen de minste rekening of verantwoording’ gedaan, ook niet van de afhandeling van de nalatenschap van zijn ouders.

Dit protest lijkt het gewenste effect te hebben. Er zijn meerdere akten terug te vinden waarin de zus en zwager hem verschillende zaken verkopen in oktober en november 1775. Ik neem aan tegen een schappelijke prijs ter voldoening van het uitstaande geld. Onder andere een glasblazerij Padang te Nijkerk, een huis in de stad Alkmaar en een damloperschip, gevaren door schipper Barend Kok. (Al deze spullen verkoopt hij trouwens alweer in 1776, inclusief het huis Duinwijck, tegen verlies).

Op 15 december 1775 verschijnen de drie gezamenlijk voor dezelfde Amsterdamse notaris om officieel vast te leggen dat de erfenis van hun moeder nu helemaal afgehandeld is, tot ieders tevredenheid.

Vrouw en kinderen

Op 6 augustus 1776 duikt de naam La Pro (geschreven Lapro, een veelvoorkomende variatie) op in de Groninger courant (en later in ook andere kranten):

De ‘schatrijke heer Lapro, gewezen opperkoopman en resident van de Hollandsche Oostindische Compagnie’ heeft een jonge mooie actrice ten huwelijk gevraagd. Hoe meer cliché wil je het hebben!

Een jongedame in opera-kostuum van 2e helft 18e eeuw; gravure door Jean-Baptiste Martin

Op zoek naar meer informatie over deze jonge actrice, Margaretha Haverkamp, in de kranten vind ik alleen nog het volgende, in de ‘Courier du Bas-Rhin’ uit 1775:

Vrij vertaald: de juffrouw Haverkamp, jonge actrice van 18 jaar oud, wier ontroerende stem nog verder wordt versterkt door de gratie van het meest beminnelijke gezicht, speelde de hoofdrol in een opéra-comique met alle expressie, alle interesse die je maar kunt wensen. Ze heeft een groot applaus gekregen voor haar optreden.

Een zoektocht via Familysearch.org in de archieven van de Mormonen levert de registratie van het huwelijk in 1777:

Jean La Pro en mejuffrouw Anna Maria Margareta Haverkamp, 20 mei 1777, in Cleve. Ook vermeld wordt de naam Louise Henriette Adelaide – dit lijkt hun eerste dochter. Ik vermoed dat ze haar erkennen bij het huwelijk, dus dat ze al voor het huwelijk geboren is?

De kinderen die te traceren zijn:

  • Louise Henriette Adelaide La Pro, geboren in Cleve (zie later).
  • Henrij Louis Francois La Pro, geboren 22-5-1778 in Cleve, overleden 15-1-1787 te Amsterdam.
  • Abraham Josias Jan La Pro; in 1798 postmeester bij het comite tot de Oost-Indische Handel**, in 1807 overleden en begraven in de Waalse Kerk te Amsterdam
  • Angelique Julie Adelaide La Pro; overleden 14-1-1788, begraven in de Waalse Kerk te Amsterdam.

Achteruitgang van de financien

Jan La Pro heeft tenminste een deel van zijn financien geregeld bij de firma Doornik & Brandt, van Daniel Doornik en Christoffel Brandt in Amsterdam. Tijdens zijn verblijf in Duitsland is Christoffel Brandt gemachtigd om namens hem op te treden in Amsterdam*.

In 1779 wordt duidelijk dat Jan La Pro inmiddels een grote schuld heeft uitstaan bij deze firma: bijna 36.000 gulden (in een tijd waarin je voor 6000 gulden een groot huis in Alkmaar kon kopen). Hij verklaart dat hij niet in staat is om deze schuld te voldoen. Er wordt genoegen genomen met een som van 5902 rijksdaalders die Jan La Pro nog te vorderen heeft op twee zakenpartners in Batavia.

Korte Dijkstraat Amsterdam, met zicht op de brug over de Krom Boomsloot en de Dijkstraat op de achtergrond, begin 20e eeuw (tekenaar: Louis Landré (1875-1952)).

In de jaren 80 van de 18e eeuw woont La Pro blijkbaar weer in Amsterdam, aangezien twee van zijn kinderen daar overlijden. In het begrafenisregister wordt als hun adres opgegeven: de Dijkstraat bij de Burg. Met zelfs een aantekening: ‘tussen 13&14 en bovenop’, dus waarschijnlijk werden een paar kamers gehuurd. Dat is wel heel wat anders dan een groot herenhuis of sjiek logement.

In 1788 gaat Jan La Pro een compagnieschap aan met Timotheus van Harrevelt, een boekverkoper in de Kalverstraat. Van Harrevelt brengt de boeken in (ter waarde van 34.441 gulden***), Jan La Pro belooft 6000 gulden. Zou hij dat geld nog gehad hebben, of was het bluf? Nog in 1790 is La Pro in ieder geval te vinden in de zaak van Van Harrevelt. En een paar jaar later is zijn rol in de boekhandel nog onderwerp van politieke spot (zie hieronder).

Patriot

Het is een onrustige tijd, vanaf de jaren ’80 van de 18e eeuw, zeker ook in Amsterdam. De patriotten komen in opstand komen tegen de zittende regenten en de prins van Oranje als stadhouder. Hun opstand wordt in 1787 onderdrukt door de Pruisen. Welke rol Jan La Pro in die tijd gespeeld heeft weet ik niet. Maar in 1794 en 1795, in de directe aanloop naar de Bataafse Revolutie, vinden we hem terug.

Gevechten in Amsterdam in 1787

Hij is commissaris van een van de patriottische leesgezelschappen in de stad (gezelschap B), en hij wordt in het geheim actief in het Amsterdamse Comité Revolutionair. Cafe de Burg in de Dijkstraat, waar La Pro blijkbaar vlakbij woont, wordt een van de centrale ontmoetingsplekken. Het voert te ver om hier de hele revolutie en perikelen uit te leggen. In ieder geval is Jan La Pro erbij als afgevaardigden uit het Revolutionair Comite in oktober 1794 een petitie aanbieden aan het stadsbestuur van Amsterdam. Ze eisen onder andere dat er geen Engelse soldaten in de stad gelegerd zullen worden. Het Franse leger heeft Den Bosch op dat moment al ingenomen, en de berichten zijn dat zij, samen met een leger van Nederlandse patriotten, binnen een paar dagen voor de poorten van Amsterdam zullen staan.

De opmars verloopt echter minder voorspoedig dan gedacht. Het Amsterdamse bestuur besluit hard in te grijpen. De aanbieders van de petitie worden een paar dagen later gedagvaard voor de rechtbank. Jan La Pro weet op tijd te vluchten of onder te duiken. Een aantal van zijn metgezellen uit het comité die zich wel melden worden veroordeeld en gevangen gezet. Het Amsterdamse garnizoen valt het cafe de Burg binnen op zoek naar oproerkraaiers en verborgen munitie.

Trouwens: in een verbaal uit oktober 1794 geeft Jan La Pro zijn adres in Amsterdam als Wildemansgracht, ‘boven den stal van de heer van Zuylen‘. Die gracht heb ik nergens terug kunnen vinden. Mogelijk heeft hij een nepadres opgegeven? Of kent iemand die gracht?

Politieke spot

In de tijd van de revolutie verschenen er heel wat pamfletten van beide zijden. Daarbij werden de tegenstanders zwart gemaakt. Jan La Pro is daarin ook te vinden.

In een pamflet geschreven eind 1794 door oranje-aanhangers, over de aanbieders van de Patriottische petitie in Amsterdam (oktober 1794, zie hierboven):

En gij, mijn Heer Lapro! zyt gy niet ten uitersten verwonderd, dat de Heer Staphorst zich met u gelyk steld, daar gy zo kaal als de mieren zyt; en dat nog niet eens, maar het is de geheele waereld bekend, dat gy een slegte Vent zyt. Ik moet waarlyk lagchen over zulk een fraaije gedeputeerde, die nog pas drie jaaren geleeden, als jongen in de Winkel van Harrevelt agter de toonbank stond, en ’s morgens de schoenen en gespens van die Heer moest schoon maaken. Zeg eens, myn lieve Vriend, moet gy zelfs niet bekennen, dat de bovengemelde Heeren zich tot in het stof toe vernederd hebben, om met zulk een Vagebond gelyk te staan”.

En in een ander pamflet gericht tegen de indieners van deze petitie wordt Jan La Pro ook zwart gemaakt:

De derde representant der hoerenwaarden, muizeval en paraplu kooplieden, en meer lieden van dien stempel, is de Wel Ed. Heer La Pro. Deze man is met een aardsche schat uit het eerlyk Oostindiën in deze landen gekomen; men heeft hem te Wyk gekend op een fraaije buitenplaats, daar hy de twaalf maanden, zynde een douzyn zwarte meisjes, op zijn fluit, tot verwondering aller Nederlandsche liefhebbers, deed voor den dag springen. Zo veel heerlykheid van dit Cythera verdween, en de man raakte zo nakend als de gemelde zwarte twaalf maanden, nadat hij eene actrice van de Duitsche comedie van hare ouders had gekocht, (alle actrices zyn eerlyke meisjes,) en eindlyk tot zyn vrouw gemaakt. Geld, buitenplaats, twaalf maanden, enz verdwenen zynde, verdween de Wel Edele Heer mede, nadat hy eenigen tyd achter de wafelyzers had doorgebragt, om eenige misslagen, die hem kwalyk wierden genomen (onvrindlyk genoeg waarlyk!). Na veel zwervens kwam deze man, uit klinklare lieffde tot het geluk der Nederlandsche Burgers, opdagen, en wierd een Patriot, en eindlyk een zogenaamde Volksrepresentant […]”

Natuurlijk moeten we er rekening mee houden dat er sprake is van laster en overdrijving. Het is moeilijk uit te maken hoeveel er waarheid van is. Maar je herkent wel sporen van feiten terug: het huis te Wijk aan Duin, de actrice van de Duitse comedie waarmee hij getrouwd is, de boekhandel van Van Harrevelt. De uitdrukking “hij verdween enige tijd achter de wafelijzers … om enige misslagen” – zou dat niet betekenen dat hij ook nog in de gevangenis heeft gezeten?

De schrijver eindigt met nog een flinke beschuldiging, na het noemen van alle indieners:

“Jan La Pro – deeze laatste heeft by abuis de kas met geld mede genomen van alle de lees-gezelschappen: dit tot naricht”

Revolutie

Uiteindelijk duurt het nog tot januari 1795 voor de revolutie werkelijk plaats vindt. Jan la Pro blijft actief, en wordt onder andere in februari met een Franse delegatie naar de noordelijke provincies gestuurd om de omwenteling daar verder te begeleiden.

Amsterdam, 19 januari 1795. De omwenteling is een feit, en de patriotten die in oktober 1794 gevangen gezet zijn in het Werkhuis worden onder luid gejuich bevrijd en begeleid naar het stadhuis.

Dit is een zeer korte samenvatting natuurlijk. Het geeft wel weer een bijzonder aspect van het leven van La Pro. Is hij tot inkeer gekomen, en wil hij zich inzetten voor een democratische samenleving? Of zou er toch nog weer een aspect zijn van eigenbelang? Of ging hij alleen maar voor het avontuur?

Op zoek naar een baan

Eind 1795 probeert Jan La Pro een benoeming te verkrijgen in het Comité der Oost-Indische zaken. De V.O.C. was in grote problemen, en zou in maart 1796 genationaliseerd worden. Jan La Pro beschouwde zichzelf natuurlijk als expert. Hij wordt wel voorgesteld namens het Provinciaal Bestuur van Holland, maar blijkbaar wordt die benoeming niet bevestigd. Dan dient hij een bezwaar in bij het provinciaal bestuur van Holland. Ik zou dat dolgraag nog eens inzien. Volgens de beschrijving: “waarin hij releveert al hetgeen hij vermeend ten zynen laste ingebragt te zyn, tot justificatie van zyn gedrag”. Helaas heb ik dat nog niet kunnen vinden: misschien nog te vinden in het fysieke archief van de provincie.

Hij komt uiteindelijk niet in het comite. Maar hij mag wel een opdracht uitvoeren: het schrijven van een geschiedkundig werk over de V.O.C. In die archiefbeschrijving van het Nationaal Archief wordt Jan La Pro trouwens omschreven als “een voormalig boekhouder van de factorij in Noord-Java” – daarbij zien ze even over het hoofd dat hij het uiteindelijk tot resident geschopt heeft. Ik heb ook het geschiedkundig werk zelf niet terug gevonden.

Overlijden en daarna

Jan La Pro is begraven op 1 mei 1799 op het St Anthonis Kerkhof in Amsterdam – 68 jaar oud. Zijn adres op dat moment wordt genoteerd als “Hoogstraat bij de Bettanijstraat”.

Overzichtsfoto van de (Oude) Hoogstraat, Amsterdam, rond 1890 (dus 100 jaar na het overlijden van Jan La Pro). Gevonden op de website Het Geheugen van Nederland.

Zijn weduwe blijft zitten met de schulden, en waarschijnlijk geen ordentelijke administratie. Juni 1799 verschijnt er een berichtje in de krant met een oproep aan schuldeisers. Ze kunnen opgave doen bij het huis van Weduwe Van Limbeek in de Kalverstraat, binnen 1 jaar en 6 weken.

Interessant detail: bijna 10 jaar later, in 1808, trouwt dochter Louise H.A. Lapro met de zoon van deze weduwe, Jacobus Johannes van Limbeek. Zij woont op dat moment aan de Reguliersgracht te Amsterdam, en wordt bijgestaan door haar moeder. Voor zover ik heb kunnen vinden blijft dit huwelijk kinderloos.

Margaretha Haverkamp, de weduwe van Jan La Pro, overlijdt op 20 april 1819, 60 jaar oud. Haar laatste adres wordt opgegeven als Spiegelstraat 18 in Amsterdam.

Conclusie

Er is nog behoorlijk wat terug te vinden over het leven van Jan la Pro (1731-1799) – ik heb vast nog niet alles boven water gekregen. Ik vind het moeilijk om hem in een hokje te plaatsen. Hij hield van uitgaan en feesten, en heeft bij de VOC een fortuin vergaard dat hij binnen een paar jaar weer kwijt was. Hij pronkte graag met vrouwen en meisjes, zowel op Java als in Nederland. En op zijn 45ste verleidde hij een mooie actrice die 25 jaar jonger was.

Aan de andere kant heeft hij de tot slaaf gemaakte vrouwen die hij in Indonesie in zijn bezit had uiteindelijk wel vrijgelaten, terwijl veel van zijn collega’s hun slaven ‘gewoon’ doorverkochten bij hun terugkeer naar Nederland. En hij heeft een rol gespeeld als patriot, waarbij hij zich met gevaar voor eigen leven en welzijn heeft ingezet voor de Bataafse Revolutie. Of moet je dat ook weer negatief uitleggen: eigen belang? avontuur?

Ik ben benieuwd of er de komende jaren nog meer boven water komt, bij de toenemende digitalisering van allerlei oude bronnen. Als altijd zijn vragen, correcties en aanvullingen van harte welkom.

Bronnen van afbeeldingen

Voor de tekst-bronnen: zie de links verspreid door de tekst.

Voetnoten

*) Deze zelfde Christoffel Brandt staat in een testament van La Pro uit mei 1776 nog opgegeven als enige erfgenaam. Dat vind ik nogal mysterieus, misschien een soort onderpand? Latere testamenten heb ik niet gevonden. Misschien elders opgemaakt.

**) de benoeming van de zoon in een functie bij het comité van Oost-Indië heeft de uitstraling van een staaltje nepotisme, gezien La Pro’s activiteiten voor dat comité – iets wat de patriotten natuurlijk hadden opgevoerd als een van de redenen om tegen het oude regime te strijden, maar wat in de praktijk moeilijk uit te roeien is.

***) de boeken zijn waarschijnlijk afkomstig uit de erfenis van zijn vader Everhardus van Harrevelt. Daarvan is een prachtige inventaris te vinden in een notariele akte. Dat geeft een idee van het soort boeken dat zij verkochten.

Tot slaaf gemaakte vrouwen

In het register van de VOC over de reis met het schip Overhout in 1773-1774 staat de korte vermelding: onder de 5 passagiers waren 2 vrouwelijke slaven. Dit was het schip waarmee Jan La Pro, resident en opperkoopman bij de VOC, terugreisde naar Nederland. Blijkbaar had hij de vrouwen meegenomen naar Nederland, want in oktober 1775 komen we ze tegen in een notariele acte die hij laat opstellen in Amsterdam. Een zakelijke transactie over mensenlevens…

Het document

interieur huis Jan Brandes, met zijn zoon Jan en een tot slaaf gemaakte vrouw, in Batavia (Rijksstudio NG-1985-7-2-4)

De acte is een machtiging aan twee personen in dienst van de VOC in Batavia om zeven tot slaaf gemaakte vrouwen hun vrijheid te geven. Van de 7 vrouwen zijn er 4 achtergebleven in Nederlands Oost-Indie (Minerva van Macassar, Proserpina van Nias, Calisto van Boegis en Erigone van Ternaten) terwijl de laatste drie in Nederland zijn (Andromeda van Nias, Filis van Nias en Calliope van Boegis).

Woodbury&Page hadden een fotostudio in Batavia in de 2e helft van de 19e eeuw.

Hun achternamen verwijzen naar het eiland of de streek waar ze vandaan komen. Dat is gelijk de enige persoonlijke informatie die we hebben. De rest van de informatie gaat over wanneer Jan La Pro hen gekocht heeft, waar en van wie. Hij heeft ze gekocht van collega’s binnen de VOC. Minerva van Macassar is al vanaf 1755 in zijn bezit. Drie vrouwen heeft hij ‘overgenomen’ van zijn zwager Frederik van de Wall, toen die in 1761 terugkeerde naar Nederland.

Met deze acte geeft hij opdracht om in Batavia te regelen dat ze vrijbrieven krijgen.

Een kind

Er staat nog een bitter detail in de acte. Een van de vrouwen, Calliope van Boegis, is op de reis naar Nederland in 2 februari 1774 bevallen van een dochtertje, aan boord van het schip Overhout. Het schip Overhout is in november 1773 vertrokken, dus Calliope was waarschijnlijk al 6 maanden zwanger op dat moment. Het lijkt me een risicovolle keuze om een zwangere vrouw mee te nemen op een reis waarvan je weet dat die tenminste 6-7 maanden gaat duren. In het document wordt de lokatie van het schip ten tijde van de bevalling aangegeven: midden in de Indische oceaan. Pas op 12 maart 1774 bereikte het schip Kaapstad, en op 5 juli kwam het aan in Nederland.

Op moment van de akte is het meisje 20 maanden oud. Jan La Pro “vordert” van Calliope dat ze afstand doet van het kind en het voor haar opvoeding bij hem achterlaat in Nederland. Hij noemt het meisje Jozine Claire Clemence – zijn moeder heette Josina – en hij wil haar adopteren “zoals het zelve in de Oostindien gebruikelijk is”.

Moeder met kind op Java, foto van Eliza R. Scidmore, national geographic image collection

Er is verder niets terug te vinden over dit kind, ook niet in het testament dat Jan La Pro opmaakt in juli 1776. Ik hoop dat dat betekent dat hij het kind uiteindelijk toch met haar moeder heeft laten terugreizen naar Indonesie. Maar het kan natuurlijk net zo goed betekenen dat het meisje al snel overleden is, aan de eerste de beste Nederlandse kinderziekte…

Verblijf in Nederland

Jan Brandes, NG-1985-7-2-67

Waarom Jan La Pro drie van de vrouwen heeft meegenomen naar Nederland kunnen we natuurlijk niet meer achterhalen. Het lijkt waarschijnlijk dat hij met hen wilde pronken. Er is wel een aanwijzing dat hij er ophef mee gecreeerd heeft. Nog 20 jaar later (!), in 1794, te midden van de retoriek en hoogoplopende gemoederen van de Bataafse revolutie, staat er over Jan La Pro geschreven in een anoniem pamflet:

“Deze man is met een aardsche schat uit het eerlyk Oostindien in deze landen gekomen; men heeft hem te Wijk gekend op een fraaije buitenplaats, daar hy de twaalf maanden, zynde een doozyn zwarte meisjes, op zyn fluit, tot verwondering aller Nederlandsche liefhebbers, deed voor den dag springen.”

Hou er rekening mee dat dit pamflet geschreven is door een tegenstander van de patriotten, die meerdere personen met giftige pen beschrijft en met opzet belastert. Maar het geeft mogelijk wel een aanwijzing dat Jan La Pro de Indonesische vrouwen heeft laten dansen voor publiek in zijn huis Duinwijk in Wijk aan Duin, in 1774-1775.

Er staan nog meer giftige details in dit pamflet, daarover een andere keer meer.

Terugkeer naar Nederlands-Oost Indie

Volgens het document zullen de drie vrouwen die in Nederland zijn naar ‘de Oost’ terugreizen op het schip Alkemade. Dat schip vertrok op 4 november 1775 (dus een maand na deze acte) vanaf Texel, en kwam op 29 juni 1776 heelhuids aan in Batavia. Laten we hopen dat de vrouwen de reis overleefd hebben.

Oost-indievaarder, Jan Brandes (Rijksstudio NG-1985-7-2-38)

Bronnen

Afbeeldingen

Een paar kleine aanvullingen over het gezin La Pro

Ik kan het niet nalaten – gisteren op mijn dakterras, in het zonnetje, wat verder gespeurd op internet. Daarbij twee kleine bevindingen die ik gelijk wil delen, in een soort addendum op de recente blog.

Karakter van vader Abraham La Pro Jr

Vader Abraham La Pro Jr wordt vernoemd in de kronieken over 18e eeuws Amsterdam van Jacob Raije.

Over 6 januari 1739 schrijft hij:

Voor romantische jonge meisjes was de achttiende eeuw een gulden tijd. Aan schakingen geen gebrek. Nu was op 6 januari de eenige dochter van den rijken maar gierigen Mr Lapro, rariteitverkoper in de Kalverstraat, ‘deurgeloopen’ met haar vrijer van der Wat [sec], wiens vader een koffiehuis op het Rokin bezat. De oude Lapro kon niet van zijn duiten afstand doen en had daarom het huwelijk niet toe willen staan, maar de gelieven wisten er in dien goeden ouden tijd wel raad op om papa te dwingen

Dochter Johanna la Pro (zus van ‘onze’ Jan), geboren in 1720, trouwde in 1739 inderdaad met Frederik van der Wall, met consent van haar ouders, en onder duidelijke huwelijkse voorwaarden, vastgelegd bij de notaris.

Schilderij van het gezin La Pro

Zoals vermeld in de blog wordt er in het testament van moeder Jozina van Karnebeek gesproken over een schilderij van Jan La Pro met zijn ouders, dat zij aan hem naliet. Ik heb gevonden wie de schilder was! Het schilderij wordt vermeld in het tweede deel van het boek getiteld “De nieuwe schouburg der Nederlantsche kunstschilders en schilderessen”. Op pagina 374 staat de schilder Henrik Pothoven (1725-1807), met de volgende paragraaf:

[Hij bleef] dagelijks, met eenen onvertraegden yver, de kunst [be]oefenen, zo in het maelen van Kabinetstukjes, als portretten; waer van de volgende afbeeltsels tot bewyzen verstrekken: als die […] en die van de heer Lapro en zyne echtgenote en zoon [….]

Een schilderij van Hendrik van Pothoven volgens een Google-zoektocht – er staat niet bij vermeld wie dit zijn… Maar ik neem aan dat het feit dat het kind op een schilderij te zien is betekent dat die niet meer in leven was?

Helaas is het geen hedendaagse catalogus met afbeeldingen, maar een boek met louter tekst uit 1751. Dus nog geen bewijs dat het schilderij nog steeds bestaat. Zou het niet geweldig zijn als het ooit boven water komt?

Verder

Tot zover vandaag. Een andere keer meer over de vele smeuiige details uit het flamboyante leven van Jan La Pro en incidenten in zijn familie. Ik kan alvast verklappen dat mijn hypothese dat Jan mogelijk homofiele voorkeuren had niet waar blijkt te zijn, als ik de rest van zijn levensverhaal bekijk…

Afbeeldingen

Een ongebonden leven in de 18e eeuw

In 1749 staat de dienstmeid Jannetje Koster met drie anderen bij de notaris in Amsterdam om een verklaring af te leggen op verzoek van haar werkgevers, over Jan La Pro*, hun 18-jarige zoon. De verklaring blijft beknopt, en roept als zo vaak alleen maar meer vragen op.

De context: de familie La Pro

Vader Abraham La Pro junior (1691-1753) was koopman in goud en zilverwerken in Amsterdam. Hij was in 1716 getrouwd met Jozina van Karnebeek (1690-1770). Ze woonden in de Kalverstraat, op de hoek van de Gapersteeg. Abraham La Pro Jr was een rijk koopman. Zo had zijn vader hem bij zijn huwelijk 6000 gulden meegegeven, plus een uitzet ter waarde van 4000 gulden. De familie had tenminste twee dienstmeiden en later ook een naaister aan huis.

Van de zes kinderen die Jozina en Abraham Jr kregen bereikten er drie de volwassen leeftijd.

Zoon Abraham (genoemd Abraham La Pro de Jonge), geboren in 1720, was in 1741 als korporaal in dienst gegaan van de VOC en naar het Nederlands Oost-Indië gereisd, waar hij in 1750 opgeklommen was tot onderkoopman. Dochter Johanna, geboren in 1721, was in 1739 getrouwd met Frederik van der Wall. Zij was in 1744 met haar man naar Oost-Indië vertrokken, waar ook Van der Wall aan een ambitieuze carrière bij de VOC begonnen was.

Zo bleef het echtpaar La Pro achter met hun jongste zoon, Jan, geboren in 1731. Hij was op 1 april 1731 gedoopt in de Nieuwezijdse Kapel te Amsterdam. In 1749 was hij 18 jaar oud.

Ik heb geen afbeeldingen gevonden van de familie, tot nu toe. In een testament van Josina van Karnebeek uit 1762 wordt vermeld dat er geschilderde portretten zijn van haar en haar man, en een schilderij waarop het echtpaar met hun zoon Jan te zien zijn. Maar of die schilderijen nog ergens bestaan… Als illustratie een schilderij van een andere welgestelde familie uit Amsterdam uit 1752.

Schilderij van Tibout Regters, 1752 – de familie Brak, Amsterdam; Rijksmuseum Twente; gevonden op Wikipedia.

Het document: een notariële acte

In het stuk verklaren de getuigen dat Jan Lapro nu al 2 achtereenvolgende jaren een zeer dissoluut en ongebonden leven leidt. Hij komt vaak zeer laat of ‘ter middernacht’ thuis. Ook is hij wel eens midden in de nacht, tegen de wil van zijn ouders, ‘het venster uitgesprongen en aldus weer uitgegaan’. Dan komt hij pas in de morgenstond weer thuis. En soms blijft hij ook diverse dagen en nachten achtereen weg, zonder dat men weet waar hij is.

Jan is een keer buiten weten van zijn ouders met een chaise met twee paarden uitgegaan en ‘drie ganse daegen en nagten’ weggebleven. Ze hebben Jan toen uiteindelijk gevonden in de stad Leiden, en naar huis gebracht. Recent is hij weer acht dagen zoek geweest.

Meerdere malen hebben de getuigen meegemaakt dat de ouders hun zoon in alle ernst, en zelfs ‘met betraande ogen’, hebben vermaand en gebeden om zijn leven te beteren, maar dat kwam bij hem niet in het minste aan. Het wordt alleen maar erger.

Waarom Jan’s ouders deze verklaring op laten stellen bij de notaris is me niet duidelijk. Ik vind het opvallend dat er niet geklaagd wordt over het verleiden van meisjes. Jaren later, in 1776, wijst Jan, die voorzover ik kan vinden nooit getrouwd is, in zijn testament als zijn enige erfgenaam ene Christoffel Brandt aan. Het is erg speculatief, ik weet het, maar zou Jan La Pro misschien een voorkeur voor mannen hebben gehad? Dat dat een onuitgesproken onderdeel was van zijn ‘slecht en ongebonden leven’? Homofilie was strafbaar, tot 1762 zelfs met de doodstraf. Dus dat zou je nooit expliciet in een officiële acte vastleggen.

[Latere aanvulling: dit blijkt een foutieve hypothese: Jan La Pro vertoont in zijn latere leven genoeg kenmerken van een klassieke rokkenjager, zie in latere blogs]

Het vervolg

De verklaring uit 1749 heeft in ieder geval niet geholpen. In februari 1752 wordt er namelijk nogmaals een acte vastgelegd over het ‘ongebonden’ leven van Jan La Pro, met dezelfde soort beschuldigingen van laat thuis komen (of de hele nacht weg blijven) en niet luisteren naar zijn ouders. Inmiddels is de jongeman blijkbaar nog brutaler geworden. De getuigen verklaren dat ze gezien hebben dat de ouders hem ‘in alle ernst’ gestraft hebben voor zijn buitensporig gedrag, en hem vermaand hebben om zijn leven te beteren. Maar Jan beantwoordt deze vermaningen met ‘de brutaalste en onbetamelijkste vloekwoorden’.

In mei 1752, 3 maanden na de laatste verklaring, treedt Jan La Pro in dienst als korporaal bij de VOC. Hij vertrekt naar Nederlands Oost-Indië, het huidige Indonesië [latere toevoeging: hierover is nu een blogbericht verschenen]. Het is verleidelijk om te speculeren dat zijn ouders hem daartoe gedwongen hebben. Misschien met hulp van de officiële verklaringen van wangedrag. Mogelijk dat daarover nog iets te vinden is in schepenbank of rechtbank stukken uit Amsterdam? Dat voert voor deze blog te ver – als iemand daar meer over vindt, bijvoorbeeld in het Stadsarchief van Amsterdam, hoor ik het erg graag.

Daarmee zijn nu in 1752 alle drie de nog levende kinderen van Abraham La Pro junior en Josina van Karnebeek vertrokken uit de Republiek der Verenigde Nederlanden. Jan maakt carrière binnen de VOC, hij lijkt de ‘ongebondenheid’ van zijn leven verlaten te hebben. Daarover een andere keer meer. Hij zal zijn ouders nooit weerzien, want hij keert pas in 1774 terug in Nederland, als zij al jaren overleden zijn. In zijn leven, en dat van zijn familie, zijn nog zoveel prikkelende details te vinden, dat zij zeker nog eens terug zullen keren als onderwerp in deze blog.

*De naam La Pro wordt soms geschreven als Lapro.

Bronnen

Afbeeldingen

Huiszittenhuizen rond 1850

In wiewaswie.nl staan al veel registers online, waarmee je verder kunt gaan dan alleen geboorte, huwelijk en overlijden. Zo staat Jacoba Sara Kramer in het register van de huiszittenhuizen. Wat betekent dat nu weer? Armoede.

De context: huiszittenhuizen in Amsterdam in de 19e eeuw

In het midden van de 19e eeuw was er veel armoede in Amsterdam, vooral onder de arbeidersklasse. Grote gezinnen woonden in kamers in krottenwijken, met weinig geld voor gezond eten, en waar het wemelde van ziektes. Veel arbeiders werden niet oud.

De zorg voor armen viel van oudsher onder het Amsterdamse stadsbestuur. De armen van Amsterdam die wel een dak boven hun hoofd hadden maar niet genoeg geld hadden om rond te komen werden huiszittende armen genoemd. Zij konden voor steun terecht bij de Huiszittenhuizen. Deze hebben bestaan tot 1870.

Het Nieuwezijds Huiszittenhuis bevond zich aan de Prinsengracht, bij de Leliegracht, nu nummer 237. Er was een pakhuis voor opslag, en daarnaast een kantoor voor de regenten, en een bakkerij waar brood voor de armen werd gebakken. Daartussen in stond een laag gebouw waar de huiszittende armen zich konden inschrijven (nu nummer 235), met een binnenplaats waar het voedsel uitgedeeld werd.

Bij de Wet op het armbestuur uit 1854 werd de armenzorg wettelijk geregeld. Volgens die wet kwam het zwaartepunt van de armenzorg bij de kerken te liggen, waarbij gemeenten slechts een aanvullende rol hadden. Dit werd een aantal jaren later alweer bijgesteld. Maar je ziet in het register van de huiszittenhuizen in de loop van de jaren ’50 van de 19e eeuw de kerkelijke gezindte van de armen vermeld.

Het document: Jacoba Sara Kramer en haar gezin

Jacoba Sara Kramer (1814-1855) is de moeder van de vader van de moeder van de vader van mijn moeder, oftewel voorouder 5 generaties terug. Zij is de grootmoeder van Barendina Jacoba van der Heiden, die ik in een eerdere blog al liet zien op een mooie foto met haar gezin. En ze is de zus van Henrich Adolph Cramer, die als jongeman als matroos bij de marine gevaren heeft, zoals in een andere blog-bericht vermeld.

Jacoba Sara Kramer in het huiszittenhuizen register

Zij schrijft zich in 1848 in bij de huiszittenhuizen, met 3 kinderen onder de zes jaar. Het beroep van haar man, Antonius of Antonie van der Heiden, staat vermeld als opperman. Dat moest ik even opzoeken, maar blijkt nog steeds te bestaan als beroep in de bouw. Een opperman is iemand die zorgt voor de tijdige aanvoer van materialen en hulpmiddelen die nodig zijn in de bouw. Hij assisteert dus de vakmensen zoals metselaars en straatmakers op de werkplaats.

In 1830 (in het militieregister) en in 1841 (bij zijn huwelijk) wordt trouwens nog vermeld dat Antonie van der Heiden schoenmaker is. Blijkbaar heeft hij het in dat beroep niet kunnen redden.

Het gezin woont (volgens het bevolkingsregister van 1853) aan de Plantage Prinsengracht huis nr 5 (of 203?). Van hun familie konden ze niet veel hulp verwachten in hun armoede. Haar beide ouders zijn al overleden. Antonie’s vader leeft nog, maar woont (in 1858) in een kelder aan de Utrechtse Dwarsstraat, dus zal waarschijnlijk ook niet veel geld gehad hebben. Haar broer Henrich (de matroos in zijn jonge jaren) lijkt iemand van 13 ambachten geweest te zijn. En haar schoonzus Johanna heeft zelf ook van 1848-1857 op het register van de huiszittenhuizen gestaan met hun kinderrijke gezin.

De eerste jaren ontvangt Jacoba Sara Kramer alleen bedeling in de wintermaanden, niet in de zomer. Het werk in de bouw is in de winter veel minder voorhanden natuurlijk. In 1855 krijgt ze ook hulp in de zomer. Misschien was haar gezondheid toen al slecht. In 29 juli 1855 overlijdt zij aan “zenuwzinkingziekte”, op 41-jarige leeftijd. Dat “zenuwzinkingziekte” is een vrij slecht gedefinieerde term. Als ik het goed begrijp kan dat eigenlijk elke ziekte met koorts en onwelbevinden zijn.

Weduwnaar Antonie van der Heiden in het huiszittenhuizen register

Haar man Antonie blijft achter met de drie kinderen, tussen de 9 en 13 jaar. Als weduwnaar wordt hij nu zelf ingeschreven, met zijn drie kinderen, om in de winter hulp te ontvangen. Tot hij overlijdt op 15 december 1858, op 47-jarige leeftijd, na een opname van 36 dagen in het Buitengasthuis. Als doodsoorzaak voor hem wordt opgegeven “maagtering”. Dit zou kunnen wijzen op tuberculose (= tering), maar schijnt ook wel gebruikt te zijn voor een maagzweer of andere maagproblemen.

Dat ziekenhuis, het Buitengasthuis in Amsterdam, had niet zo’n goed reputatie trouwens. Volgens de wikipedia-pagina: “[…] het Buitengasthuis bleef bestaan als ziekenhuis voor de allerarmsten van de stad. Hier werden ongeneeslijk zieken, geestelijk zieken en lijders aan besmettelijke ziekten naartoe gestuurd. Met de verpleging en medische behandeling was het zeer slecht gesteld.

De Oostenrijkse arts Joseph Speilt, die het Binnen- en Buitengasthuis in 1852 bezocht, schreef in zijn verslag […]: “Hoe moeten we deze twee verpleeginrichtingen beschrijven, die op geen enkele wijze die naam verdienen? Als wij bijzonderheden opsommen, blijkt als vanzelf dat ze het tegendeel zijn van wat ziekenhuizen behoren te zijn. (…) Op iedere buitenstaander maakt deze plek een hoogst onaangename indruk. Op zeshonderd zieken zijn er slechts twee artsen.”

Het verplegend personeel noemde hij een afschrikwekkend voorbeeld van ruwheid, traagheid en smerigheid. Het stond er bekend om dat ze de medicijnen bij opbod verkochten aan de patiënten, en dure medicijnen zoals morfine achteroverdrukten. Het personeel at het voedsel voor de patiënten zelf op, en er was sprake van drankmisbruik en mishandeling.”

Het Buitengasthuis in Amsterdam in 1886

Kerkelijke gezindte

Antonie van der Heiden is als baby gedoopt voor de Rooms-Katholieke kerk. (En zou het R.C. in de vermelding in het huiszittenhuis register bij zijn vrouw in 1848 ook niet staan voor Rooms-Katholiek? zie plaatje bovenaan). Maar in het bevolkingsregister van 1853 staat hij vermeld als Nederlands Hervormd. En in het huiszittenhuis-register staat hij opgegeven als vallende onder de verantwoordelijkheid van de (hervormde) diaconie.

Hij blijkt op 17 maart 1855 lidmaat geworden te zijn van de hervormde kerk, dus een paar maanden voor het overlijden van zijn vrouw. En zijn verweesde kinderen worden na zijn dood dan ook opgevangen in het Diaconie weeshuis. Maar daarover waarschijnlijk een andere keer meer. Mijn cynische maar begripvolle gedachte is dat mogelijk het weeshuis van de Diaconie beter was dan het weeshuis van de Rooms-Katholieken. Maar wie weet is het wel uit volle overtuiging geweest, of om zijn ernstig zieke vrouw een plezier te doen.

Verder lezen

Bronnen

Niet elk familie-verhaal is waar… maar je vindt altijd wat

In elke familie gaan er wel verhalen of uitspraken rond, over de geschiedenis van de voorouders. Het is leuk om eens speciaal in de archieven te duiken om te kijken wat er van waar is. Vaak zit er wel een kern van waarheid in, hoewel soms anders dan je verwacht had. Maar soms kun je er ook niets van terug vinden. Teleurstellend? Jawel, maar er is altijd wel weer wat moois uit de zoektocht te halen.

Het verhaal: een kapitein trouwt met een Filipijnse vrouw

Hendrik Adolf Overgaauw (1911-1997)

Mijn opa Hendrik Adolf (Dolf) Overgaauw (1911-1997), de vader van mijn moeder, had een licht getinte huid en een uiterlijk dat in de verte wel iets Oost-Aziatisch had. Op deze jeugdfoto kun je het wel een beetje zien. En dat terwijl zijn ouders en hun ouders geen enkele link naar het buitenland hadden.

Tegen zijn jongste dochter, mijn tante Carla, heeft hij ooit verteld hoe dat kwam. Een voorouder zou gevaren hebben, en die zou getrouwd zijn met een Filipijnse vrouw. De man zou mogelijk zelfs een kapitein zijn geweest. En het huwelijk zou in 1812 in Amsterdam hebben plaatsgevonden.

Nou, in genealogisch onderzoek is het niet zo moeilijk om terug te gaan tot het begin van de 19e eeuw. Tegenwoordig kom je daarin als je geluk hebt zelfs online een heel eind. En zeker voor Amsterdam zou dat moeten lukken. Dus vol goede moed ben ik op zoek gegaan.

Door middel van online bronnen zoals wiewaswie.nl kom je vrij snel terug in de generaties. Je moet wel systematisch te werk gaan. En vooral niet vergeten ook alle vrouwelijke lijnen terug te zoeken. Eén van de grootste uitdagingen voor mij is om niet afgeleid te raken door nieuwsgierigheid ‘onderweg’. Of niet al te veel in ieder geval. Zo kun je in een paar uur zoeken ver komen. Een aantal takken van de familie komen zeker uit Amsterdam. En ik vond ook een buitenlander: een Henrich Adolph Cramer (of vernederlandst Hendrik Kramer) – broodbakker geboren in Halle, Pruisen, die in 1814 met een Nederlandse vrouw trouwt in Amsterdam. Daar komen mijn opa’s voornamen natuurlijk vandaan. Maar geen hint van een Filipijnse vrouw, of een kapitein, rond 1812, helaas.

Verder terug in de familie?

Tja, mogelijk is het dus een mooi verhaaltje-voor-het-slapengaan van mijn opa aan zijn dochter. Of zou er toch een kern van waarheid in zitten, maar dan langer geleden? Wat nou als het eerder rond 1712 was in plaats van 1812? Dat maakt het ook aannemelijker dat er nog maar zo weinig over bekend zou zijn gebleven in de familie. Maar dat maakt het een stuk moeilijker om te bewijzen. Niet alleen heb je in 100 jaar tijd terug nog weer veel meer voorouders om door te pluizen. Je komt ook in de tijd van voor de burgerlijke stand, waar je het vooral moet hebben van doop-, trouw- en begraafregisters. Vaak nog niet gedigitaliseerd, dus dat betekent fysiek archiefbezoek, mogelijk naar meerdere archieven. En ook moet je geluk hebben, en veel tijd. Ik heb het zelf voor nu maar even opgegeven. Het blijft op dit moment nog een mooi familieverhaal.

Maar – wie weet kan ik gebruik maken van de kracht van het internet. Ik zal hier de lijst geven van de huwelijken rond 1812 in de voorouders van Dolf Overgaauw. Wie weet heeft iemand allang meer genealogisch onderzoek gedaan, en veel verder terug, van één of meerdere van deze echtparen. Heb je daarbij een Filipijnse vrouw gevonden? Ik zou het dolgraag horen!

Frans Leendertsz Overgaauw en Elisabeth Plooij: huwelijk 2-5-1807 in Capelle a/d IJssel

Abraham Ouweleen en Anna van den Berg: huwelijk 24-5-1807 in Overschie

Nicolaas Romijn en Trijntje van der Velde: huwelijk rond 1820 in Kralingen

Mattheus van der Heijden en Catharina Nuij: huwelijk 20-7-1810, Amsterdam

Henrich Adolph Cramer (broodbakker uit Pruisen) en Barendina Jacoba van der Poorten: huwelijk 20-2-1814, Amsterdam

Jan Verbeek en Catharina Davina van Zetten: huwelijk 31-1-1816 in Hurwenen

Emma Verbeek (wsch ongehuwd, zelf geboren in 1788), was moeder van Anthonia Verbeek 4-4-1825, in Geldermalsen.

Zijspoor naar familie in de marine

Tijdens deze speurtocht ben ik toch nog iets over schepen tegen gekomen in de familie. En nog wel bij de zoon van de broodbakker, die naar zijn vader genoemd is: hij heette ook Henrich Adolph Cramer. Hij is de broer van Jacoba Sara Kramer, Dolf’s overgrootmoeder. Toen hij zich in 1836, rond zijn 19e jaar, moest melden voor de dienstplicht, kwam zijn moeder in zijn plaats om hem af te melden. Want hij zelf was op dat moment al in dienst van de marine.

Inlotingsregister Henrich Adolph Cramer

In de twee registers waarin officieel werd vastgelegd dat hij werd vrijgesteld van de dienstplicht worden twee schepen genoemd waarop hij diende: het korvet Boreas en de Euridice. Gelukkig maar, want helaas kan ik Henrich Adolph Cramer niet vinden in de archieven van de marine.

Het fregat Euridice

Het fregat Euridice

Over het schip Euridice is zelfs een hele internetpagina te vinden. Het fregat van 32 stuks kanon is in 1802 te water gelaten. De Euridice heeft oa in 1830 een rol gespeeld bij het bombardement van Antwerpen, tijdens de oorlog bij de oprichting van België. Vanaf 1835 werd zij gebruikt als wachtschip in de haven van Vlissingen, eigenlijk een drijvende kazerne. Daar is Henrich Adolph Cramer gestationeerd geweest, in Vlissingen.

Het sneuvelen van de schout-bij-nacht Lewe van Aduard, 1832, aan boord van de Euridice
Een dramatische gebeurtenis aan boord van de Euridice in 1832 (toen Henrich Adolph Cramer waarschijnlijk nog niet aan boord was)

Het korvet Boreas

Halfmodel van korvet Boreas

Het schip Boreas was een klein fregat van 28 stukken, gebouwd in 1828. Volgens een bericht in de Nederlandsche Staatscourant van 9 september 1836 lag het korvet Boreas op 21 mei 1836 in de haven van Batavia. Ook de Javasche courant van april 1837 vermeldt de Boreas: 8 april 1837 aangekomen in Batavia, onder kapitein-luitenant ter zee D.W. Paling, afkomstig van Makassar, en twee dagen later vertrekkende naar het eiland Onrust, waar een Nederlandse marine-basis was gevestigd.

Haven van Batavia rond 1840
De haven van Batavia rond 1840

Het lijkt er dus echt op dat Henrich Adolph Cramer, de zoon van de Duitse broodbakker, geboren te Amsterdam, in die jaren als matroos in de marine in Indonesië is geweest. Zou hij misschien geïnspireerd zijn door een familieverhaal van zijn moeder over een voorouder die kapitein was en met een Filipijnse vrouw trouwde? Maar daar gaat mijn fantasie weer met me op de loop. Ik stel me in ieder geval zo voor dat hij de rest van zijn leven mooie verhalen kon vertellen over zijn zeereizen. Hij trouwde in 1844 in Amsterdam, op 27-jarige leeftijd, kreeg 10 kinderen en werkte in de loop van zijn leven onder andere als vlotter, koopman en werkman, in Amsterdam.

Wat een vlotter doet? Ik heb eerlijk gezegd geen idee. Zie je, zo komt er nooit een eind aan de mogelijkheden om door te zoeken in je familie! Als iemand het weet, hoor ik het graag. Anders is dat een zoektocht voor een volgende keer.

Verder lezen

Bronnen